-17-
In het kader van de verantwoordingsplicht van Burgemeester en Wethouders
zou een overzicht van tijd tot tijd, van wat is gedaan en welke wensen
er nog zijn, voor de raad welkom kunnen zijn.
De Heer VERMEEREN dringt erop aa n, wanneer er een overeenkomst bestaat
inzake aansluiting onzer riolering op die van Breda, deze alsnog aan de
Raad over te leggen.
De Heer AARTS zegt grote bewondering te hebben voor de zorg van de
Heer Vermeeren voor de bevoegdheden vam de raad. In verband met de bouw-
kwestie te Galder zou hij willen vragen de mensen zoveel mogelijk kans
te geven tot bouwen, ook al zou daarvoor enkele meters van een bepaalde
lijn moetan wordan afgeweken. Ook spreker is van mening, dat het onde -
houd van de waterlopen op de wijze als nu verschrikkelijk veel geld zal kost
en.gerecht is ook opgemerkt, dat de land- en tuinbouwers in deze meer
moeten meewerken.
De Heer VAN RIEL merkt op, dat een verordening de afrastering regelt,
terwijl de heren VERDAASDUNK en VERMEEREN getuigen, dat het schoonmaken
der lopen te Ulvenhout respectievelijk te Galder/strijbeek buitenge
woon goed heeft plaats gehad.
De VOORZITTER zegt de vorige sprekers-nag gaarne met enkele woorden
wil beantwoorden.
Er is inderdaad een overeenkomst inzake aansluiting onzer riolering op
die van Breda. Ze bevat een moeilijke, ingewikkelde sleutel met betrek
king tot de kostenverdeling.
Meergenoemde 95.0OO klinkers - met nog wat nieuwe-zijn verwerkt in de
Bolbergse- en Wouwerbeekseweg. Er bestaan geen bezwaren, om van de gemaakte
aantekeningen in de navergadering mededeling te doen aan de raadsleden.
Van een geweigerde bouwvergunning is er steeds beroep op de gemeenteraad.
Het publiceren van de raadsverslagen in "Ons Blad" en "Nieuw Geluid"
zal nader worden bekeken.
Het zou werkelijk iets waard zijn als de belangstelling van de bevolking
daardoor zou worden aangemoedigd.
Tegen het periodiek mededelen van de standvan het onderhoud der gemeente-
eigendomnen bestaat geen bezwaar.
Hierna stelt de voorzitter de artikelsgewijze behandeling aan de orde.
Bij de artikelen 282 en 292 zegt de Heer SCHOENMAKERS
Zoals ik in mijn algemene beschouwingen heb aangekondigd, zou ik mijn
standpunt inzake het beschikbaar stellen van gelden per leerling volgens
artikel 101 van de L.O.-wet 1920 nader uiteenzetten.
Als ik de bedragen per leerling ga bekijken, dan zie ik, dat het ge
middelde van de provincie is over 1962:
Groningen
f. 65,08
Friesland
86,81
Drente
76,23
Overijsel
64,07
Gelderland
59,13
Noord-Holland
75,90
Zuid-Holland
74,85
Utrecht
73,28
Zetland
57,18
Noord-Brabant
59,21
Limburg
57,82
Landelijk gemiddelde f. 69,97
"J ziet wel, dat de zuidelijke provincies ongunstig afsteken bij de rest
van ons land. Als ik de gemiddelde cijfers van de gemeenten tussen
5.000 en 10,000 inwoners neem, dandigt het gemiddelde op f. 58,50 en
voor de v.g.l.o. scholen op f. 117,85. U ziet dat onze gemeente met f.45,
voor het gewoon lager onderwijs en f.65,voor het v.g.l.o. wel' zeer
pover naar voren treedt. Gaan we de buurtgemeenten bekijken; die het
dichtst bij ons liggen
Breda met f.52,voor het g.l.o. en f.84,voor het v.g.l.q
Chaam met f.50,voor het g.l.o. en f.80,voor het v.g.l.o.
Etten idem idem
Zo zou ik door kunnen gaan Mijnheer de Voorzitter, maar ik wil U niet