11
- 19 -
vindt de gemeente in haar ontvangsten, waarin ingevolge artikel 5 van
de Financiële verhoudingswet een uitkering uit het gemeentefonds.
Uw college kan de verwachting hebben, dat zij in die uitkering volledig
het middel zal vinden om de bovenbedoelde vergoedingen uit te keren.
Maar men mag de zaak niet omkeren en zeggen: De Rijksuitkering uit
het gemeentefonds staat naar verwachting toe, dat de gemeente de ex
ploitatievergoeding voor de besturen berekent op basis van f. 45,
per leerling, dus kunnen wij niet verder gaan. De RAAD heeft m.i.
als opdracht zelfstandig na te gaan welk bedrag per leerling een onder
normale omstandigheden verkerende school in onze gemeente nodig heeft
voor de redelijke behoeften. Wanneer de besturen de RAAD overtuigend
kunnen aantonen, dat een bedrag van f. 45,per leerling te krap
is en dat hebben zij gedaan Mijnheer de Voorzitter. Kijkt U maar naar
de begroting van vorig jaar en de prijzen zijn opnieuw gestegen, aan
moet de Raad een hoger bedrag vaststellen. De vraag of de uitkering
uit het gemeentefonds toereikend zal zijn om de vergoedingen op basis
van het hogere bedrag per leerling vastgesteld uit te betalen mag
daarbij geen rol spelen.
Uw college zal wanneer dat nie c het geval is andere aanvullende
middden moetn vinden. Zij kan overigens de rijksoverheid op eigen
gelegenheid of via de vereniging van Nederlandse Gemeenten wijzen
op de ontoereikendheid van de uitkering in de hoop vol end jaar een
uitkering te ontvangen, die de werkelijke behoeften van het onderwijs
meer benadert. Maar de RAAD schiet m.i. tekort in zijn taak wanneer
hij het bedrag op f.45,handhaaft, als hij erkennen moet, dat een
bedrag van f.45,per leerling te laag is voor de bestrijding van
de redelijke behoeften van de scholen.
Overigens komen Burgemeester en Wethouders tot de conclusie, dat de
uitkering uit het gemeentefonds niet toelaat het bedrag te verhogen,
doordat zij van de uitkering van het gemeentefonds niet toelaat het be
drag te verhogen, doordat zij van de uitkering van het gemeentefonds
bedragen reserveren voor schoolartsendienst en schooltandverzorging.
Wij moetan echter aannemen, uat het Rijk bij het vaststellen van de
uitkering zeker met kostep van scho-lartsendienst en schooltandver
zorging geen rekenig heeft gehouden.
Wanneer uw College dus wilt vaststellen, of de uitkering uit het ge
meentefonds de basering van de vergoedingen aan de schoolbesturen op
een bepaald bedrag per leerling toelaat en ik herhaal nog eens, dat
dit beslissend mag zijn voor de hoegrootheid van dat badrag, dan moeten
zij de kosten van de scho lartsendienst en de schooltandverzorging
buiten beschouwing laten, want de uitkering heeft niet de bedoeling
de gemeente ue middelen daartoe te verstrekken.
Dat rekening wordt gehouden met het salaris van een ambtenaar belast
met onderwijs lijkt mij even aanvechtbaar. Ook zijn salaris kan m.i.
niet gerekend worden onder de mosten van het onderwijs. Het gaat
Mijnheer de Voorzitter om de behartiging van wat de gemeente niet als
verzorgster van het onderwijs te doen staat, maar als subsidiegeefster
ter richtige uitvoering van de L.O.-wet. Het salaris van de betrokken
ambtenaar valt daarom ook niet onder de uitgaven ten behoeve van het
onderwijs.
Ik stel U thans voor Mijnheer de Voorzitter te overwegen de post voor
artikel 101 voor wat betreft de scholen voor gewoon Lager onderwijs
te verhogen met f. 4.400,en vast te stellen op f. 50,per leer
ling eh die voor de v.g.l.o. scholen te verhogen met f. 400,en
vast te stellen op f. 75,per leerling.
Ik heb echt wel oog voor de moeilijke financiële positie van de gemeente
en U moet ook niet denken, dat ik niet mee wil gaan met uw voorstel
maar ik kan daar mijn goedkeuring niet aan geven.
Ik heb er geen bezwaar tegen, dat een gedeelte van de gewraakte posten
uit de voorzie ningen voor» onderwifjs getroffen worden.