Heer Geerts.Ik heb mij over het verloop omstandig laten inlichten.
Nieuws t. a. v. de Pennendijk als vestigingsplaats kwam nietwaar voor.De
argumenten ten gunste van het Markdal bleven gehandhaafd» In zoverre
had deze bespreking dus weinig zin. Maar dit overleg had nog een bij
zonder doel. Dat doel was een antwoord op de vraag of het terrein bij de
landbouwschool wellicht geschikt zou wezen als vestigingsplaats. Over
die vraag werd afgesproken dat het schoolbestuur nog; eens onderling zou
praten om daarna ons College schriftelijk te berichten.
Dit bericht is bij ons binnengekomen op 25 juni en was gedateerd 22 juni
1963.
Het luidt
"De plaats, waar de nieuw te bouwen Jongens-school zal worden gebouwd,
"is onderwerp van bespreking geweest tussen Uw College en ons School-
"Bestuur, voor zover het althans aanwezig kon zijn.
"Daarbij werd onzerzijds de toezegging gedaan de kwestie van de
"stichtingsplaats, door U ter tafel gebracht, te bespreken in de eerst
"volgende ver gadering van ons Schoolbestuur en Uiadien te berichten.
"Dit is inmiddels geschied. Naar aanleiding daarvan delen wij U mede,
"dat v/ij met ruime meerderheid menen te moeten vasthouden aan de oor-
"spronkelijk toegewezen plaats achter de kerk en afwijzend te moeten
"staan tegenover de bouw in de directe omgeving van de Landbouwschool.
"Daarbij hebben wij tevens gehoord de mening van het Hoofd der school,
"de heer Höngens.
"füfij zijn gaarne bereid ons standpunt mondeling toe te lichten. Indien
"Uw College deze toelichting op prijs stelt, ontvangen wij gaarne
"tijdig bericht, opdat ons Bestuur zo mogelijk voltallig aanwezig kan
"zijn.
"Gaarne vertrouwen wij U hiermede voldoende te hebben ingelicht en ver
blijven inmiddels
Deze brief is in het College pas één maand later afgedaan en wel op
2k juli 1963. De oorzaak daarvan was, dat inmiddels óók in het College
ernstige twijfel was ontstaan over vestiging bij de landbouwschool.
Wij zijn tot het besluit gekomen, dat vestiging bij de landbouwschool
onjuist zou zijn. In dit verband had het College er geen behoefte aan
het Schoolbestuur nader te horen. wij waren het wat dit betreft niet het
Schoolbestuur eens geworden.
De vraag is toen ook gerezen of het nog zin had het Schoolbestuur voor
de DERDE maal te horen over vestiging op de Pennendijk. Wij meenden dat
zulks geen zin meer had. Immers, dit Bestuur had na twee besprekingen
nog eens een keer schriftelijk en duidelijk verklaard als stichtings
plaats het Markdal te prefereren De argumenten daartoe waren uit
puttend besproken en bekend. Zij lagen ook zwart op wit va.stBurge
meester en Wethouders konden ze niet overtuigend vinden. Het verwondert
mij dan ook op 28 december 1963 een brief van het Schoolbestuur te
hebben ontvangen, waarin bevreemding wordt uitgesproken over het niet
nog eens een keer overleggen. Overleg voor de derde maal voeren,kan,
onder de omstandigheden zo juist vermeld, slechts zin hebben als nieuwe
feiten zich voordoen.
Nu kan men met veel goede wil het verschijnen van het A.N.O,F,-rapport
over de taak van het Hoofd der school als zulks een nieuw feit betitelen
Maar dat A. N. 0. F.-rapport is pas 17 oktober verschenen en in novem
ber in circulatie gekomen. Ik licht dit rapport straks nog even toe.
Voorlopig stel ik slechts vast dat het op 22 juni nog niet bestond en
toen dus geen aanleiding kon zijn om weer eens opnieuw te gaan over-
leg-en. Deze bevreemding van het Schoolbestuur begrijp ik dus niet'.
Om bij de procedure te blijven mag ik de Raad er aan herinneren, dat
onder medewerking van het Schoolbestuur de architecten Siebers en Van
den Meiracker een situatie-schets hebben gemaakt van de school gelegen
-op-