- 15 -
De heer SCHOENMAKERS zegt
Mijnheer de Voorzitter2. Ik geloof namens de hele Raad te mogen
spreken, als ik U onze buitengewone dank betuig voor de uitvoerige
toelichting, maar vooral voor de manier waarop U dit hebt gedaan.
Een en ander zal ongetwijfeld bijdragen tot een goede besluitvorming.
Natuurlijk is het zo, Mijnheer de Voorzitter, dat Uw Kollege niet al
tijd rekening kan houden met de individuele belangen van personen en
instellingenmaar dat U alles dient te projecteren in het grote raam
van het algemeen belang,
Gouverner c'est prévoirii.
De motieven van Uw kollege Mijnheer de Voorzitter spreken mij - voor
al na Uw uiteenzetting - wel aan. Wij staan voor een belangrijke
beslissing en hoewel de onderwijsbelangen in deze een belangrijke
faktor zijn, kan ik me - mede door de toekomstplannen die U ontvouwd
hebt m.b.t. genoemd terrein,met de plaats van de school - gezien in
het gemeentelijk belang - verenigen.
Uiteraard heb ik me de laatste dagen zeer intens met deze materie
beziggehouden. Een van de leden van Uw kollege heeft me vanmiddag
nog gevraagd of ik benaderd was door het schoolbestuur, maar niet het
schoolbestuur, maar ikzelf ben in kontakt getreden met dat bestuur,
omdat de voorgeschiedenis me geleerd had, dat er moeilijkheden waren.
Langzamerhand is er een verwarde en onaangename situatie ontstaan,
die niet bevorderlijk is voor een goede samenwerking en waarvan uit
eindelijk de jeugd de dupe zou worden. Daarom ben ik bijzonder dank
baar dat deze zaak thans in openbare behandeling is
Toch spreken de motieven van het schoolbestuur me ook wel aan, vooral
uit onderwijskundig oogpunt.
Toch Mijnheer de Voorzitter, zit ik nog met wat vragen. Er ligt 'n
Raadsbesluit van 1 december 19^1, waarin medewerking wordt verleend
voor de bouw van een nieuwe jongensschool op een terrein achter de
kerk. Nu wordt de Raad gevraagd de school in het uitbreidingsplan
Pennendijk te realiseren. Dit impliceert, dat het besluit van de Raad,
voor wat betreft de situering wordt tenietgedaan. Een geheel andere
vraag is het of het tot de competentie van de Raad behoort de plaats
van vestiging van een school vast te stellen.
Maar het is toch zo, Mijnheer de Voorzitter, dat een raadsbesluit
niet eenzijdig kan worden tenietgedaan.
Indien we dus in deze vergadering zouden besluitenzoals in het pré
advies wordt voorgesteld, betwijfel ik de rechtsgeldigheid daarvan,
ik meen dat het in strijd is met de rechtsbeginselen.
Wat zegt de Lager Onderwijswet daarvan
In artikel 77, lid 6, lees ik Indien Burgemeester en Wethouders
tegen het bestek TEGEN DE KEUZE VAN HET TERREIN, of tegen de voorge
nomen eerste inrichting bezwaar hebben of de raming der kosten te
hoog achten, en dit bezwaar niet door overleg kan worden opgeheven,
roept het gemeentebestuur, of het schoolbestuur de beslissing in van
onze Minister. Deze beslist binnen twee maanden de inspecteur en de
onderwijsraad gehoord,
Men kan tegen dit overleg aankijken, zoals men wil. Van de zijde van
het schoolbestuur wordt gesteld, dat het onvoldoende zou zijn.
Persoonlijk stel ik buitengewoon Veel prijs op goede menselijke ver
houdingen, zeker in een gemeenèchap als onze gemeente is.
Ik stel U dan ook vo^r op korte termijn het overleg met het school
bestuur te heropenertrachten tot overeenstemming te komen. De
Raad zal met belangstelling het resultaat daarvan vernemen.
De heer AARTS zou het schoolbestuur nog eenmaal in de gelegenheid
willen stellen met het gemeentebestuur over deze zaak te spreken.
Hij vraagt, of dit misschien niet mogelijk zou zijn op k januari 196^,
- Ook -