- 8 -
Mijns inziens is dit in zich reeds een onjuist standpunt, Mijnheer de Voor
zitter, en de vraag rijst voor welke uitgaven acht het Rijk de uitkering dus nodig.
Het antwoord op deze vraag vinden wij in artikel 55 van de l.o. - wet, dat de
kosten van hut openbaar onderwijs aangeeft.
Hierin treft men niet aan de kosten voor schoolartsendienst en schooltandver
zorging. Zouden zij er toch onder moeten vallen, dan zouden zij. moeten vallen
onder andure uitgaven ter verzekering van de goede gang van het onderwijs
Dat bij een zo uitgewerkte opsomming van kosten als artikel 55 de kosten van
schoolartsendienst en schooltandverzorging, indien het de bedoeling was ze te/
rekenen onder kosten van het onderwijs, niet afzonderlijk vermeld zouden zijn,
maar verscholen zouden moeten zijn in de verdere kosten ter verzekering van de
goede gang van het onderwijs, is moeilijk aan ie nemen. En zo is het ook niet.
Juist is Uw opmerking op mijn betoog van 20 december 1962 Mijnheer de Voorzit
ter, dat dit wel onderwerp van bespreking heeft uitgemaakt, maar DEZE bespre
kingen nebben nooit geresulteerd in de aanvaarding van eerder genoemde kosten
onder kosten van het onderwijs. Dit rnoge U blijken Mijnheer de Voorzitter uit
een passage, die ik overgenomen heb uit De Lager Onderwijswet 1920 een uit
gave van Samsom, Alphun aan de Rijn, verzorgd door tfesselings en Hermsen.
Met de bedoeling de gemeenten te verplichten een schoolartsendienst in te
stellen, waren volgens het gewijzigde wetsvoorstel de kosten genoemd onder let
ter 1, omschreven als die van schoolartsen
Daar hierbij echter een medisch en hygiënisch toezicht in het geding zijn, welke
moeilijk onder de normale schoolleiding zouden kunnen werken, rees in de Tweede
Kamer twijfel of de regeling van het instituut in de lager-ondurwijswet wel
juist kon zijn. Het debat hierover li§: tenslotte uit op de indiening van een mo
tie Scheurer hand.II 1919/20 blz. 2265 Deze motie ertoe strekkende, dat
het medisch hygiënisch schooltoezicht onder het staatstoezicht op de Volksge
zondheid moet staan, werd, niettegenstaande de Minister haar krachtig bestreed,
aangenomen. Eveneens aanvaardde de Kamer een door de Heren Scheurer en Kete
laar ingediend amendement om onder 1 die van schoolartsen te schrappen.
In de plaats daarvan kwamen de woorden die voor het gebruik van schoolbaden".
Opnieuw is de zaak aan de orde gekomen bij de behandeling van hut ontwerp van
de wet van 25 juni 1948 staatsblad nr. 1254 anders dan in 1920 kwam dit
maal het voorstel uit de boezem van de Kamer om in artikel 55 ook de kosten
van hut medisch schooltoezicht op te nemen, en niet van de Minister, eerst in
de Memorie van Antwoord en later tijdens de mondelinge beraadslagingen had de
Minister uitdrukkelijk verklaard, dat een wettelijke regeling van de materie
van de schoolartsendienst bij het Ministerie van Sociale Zaken in studie ge
nomen was en werd op bedoelde aanvulling van hut artikel niet verder aange
drongen.
Nu zou het - theoretisch - nog kunnen, dat ondanks de omstandigheden dat de
kosten van schoolartsendienst en schooltandverzorging niet als kosten van het
onderwijs zijn aangemerkt, bij de vaststelling, van, de uitkering uit het gemeoite-
.ook mot ae uitgaven
fonds toch naast de onderwijsuitgaveijrvan schoolartsendienst en schooltandver
zorging rekening wordt geiiouden. Maai? dan zou bij de behandeling van de
Financiële verhoudingswet of bij de bespreking in de staatscommissie, die de
wet voorbereidde, deze bedoeling toch wel uitdrukkelijk naar voren moeten zijn
gekomen. In de stukken die ik ter inzage heb gekregen heb ik er met geen woord
over gelezen.
In Uw pr'd- advies, Mijnheer de Voorzitter, over het verzoek van de jongensschool
van Bavel stelt Uw kollege, dat men de hoge kosten voor de verwarming moet
zien in het kader van de 5 - jaarlijkse periode. Ik kan daar volkomen moe
accoord gaan Mijnhu-er de Voorzitter mits het vergoedingsbedrag voldoende zou