Het slot van het betoog stelt een soepele houding aan te nemen voor 1963
mede in verband met de "atmosfeer" waarin deze kwestie zich afgespeeld zou
hebben. Ik zie dat allemaal niet goed, ik geloof toch echt niet dat het in
de emotionele sfeer heeft afgespeeld. Lat is mij tenminste niet bekend.
Hn uit de antwoorden van de schoolbesturen klinkt dat ook niet door. Dat
de besturen geschrokken zullen zijn, geloof ik ook niet Meneer de Voorzitter.
Schoolbesturen zijn al zo vaak geschrokken, dat ze er immuun voor dreigen
te worden.
Het besluit van de Raad betreffende dit punt kon wel eens van historische
betekenis zijn Meneer de Voorzitter. De vorige bewindsman van onderwijs,
de heer Cals- heeft bij de Tweede Kamer der Staten Generaal een wijziging
van de Lager Onderwijswet aanhangig gemaakt, waarbij de verplichting van
de besturen der oijzondere scholen tot verantwoording van de werkelijke
exploitatieuitgaven, welke over een verstreken kalenderjaar ten behoeve
van de school werden gedaan komt te vervallen.
Dit betekent tev ns dat er een eind zal komen aan de lange reeks procedures,
welke sedert de inwerkingtreding van de Lager Onderwijswet 1920 zijn ge
voerd over de vraag of een bepaalde uitgave dan niet tot de kosten van de
school gerekend kan worden en deswege moest worden goedgekeurd, dan wel
geschrapt. Natuurlijk blijft er de noodzakelijke controle van de overheid,
want aan artikel 89 zal een nieuw lid worden toegevoegd, dat het school
bestuur- als subsidievoorwaarde- verplicht zal zijn nauwkeurig boek te
houden van de inko. .sten en uitgaven. En die boekhouding moet ingericht
zijn volgens bij Algemene Maatregel van Bestuur te stellen regelen en ze
moet desverlangd ter inzage gegeven worden aan de door de minister of het
gemeentebestuur aangewezen ambtenaren. Ea bovendien zal in artikel 96 lid
1 worden opgenomen het voorschrift dat de vergoeding uit de openbare kassen
overeenkomstig hun bestemming moet worden gebruikt. De bedoeling is deze
wijziging te laten ingaan met b.v. 1 januari 1963.
En dan komt het mij voor Meneer de Voorzitter dat verschillende, thans
door U gewraakte posten, zonder meer aanvaardbaar zullen zijn.
Meneer de Voorzitter er is bij mij slechts één hoop en dat is dat de
samenwerking tussen de gemeente en de schoolbesturen zal blijven zoals het
altijd geweest is. St >;ds heb ik mogen ondervinden dat die samenwerking
met respect voor elkanders opvattingen prima is geweest. Bepaalde uit
latingen dit rapport gesignaleerd, worden daarom door mij betreurd.
Ik hoop dat hiermee de zaak tot een goed einde zal komen. Ln dat
bestuur in hechte samenwerking steeds dat beleid zal mogen voeren, dat
gegrondvest is op zakelijke motieven en dat de persoonlijke zijde van de
zaak niet op de voorgrond komt.
O'ök mevrouw de KROM wenst enkele opmerkingen te maken over bedoeld rapport,
doch de VOORZITTER onderbreekt haar dan en zegt, dat alle stukken, inclu
sief het rapport, ter vertrouwelijke inlichting u.an de Raad zijn overgelegd.
De mening van burgemeester en wethouders is echter neergelegd in de toe
lichting op het agendapunt dit alleen is van betekenis en niet een rap
port van een ambtenaar dat diende ter voorlichting van het gemeentebestuur.
De afspraak met de burgemeester omtrent een gesprek tussen hem, de school
hoofden en de ambtenaar van het onderwijs heeft door omstandigheden niet
kunnen plaats hebben.
- 5 -
Bovendien wil ik nog wel even wijzen op verordeningen van de gemeente
Voorschoten - Haarlemmerliede en Bpaamowoude en Vevershoof, die een aparte
verordening in het leven hebben geroepen voor honorering van godsdienst
leerlaren, maar daar dit buiten het kader valt van de Lager Onderwijswet
laat ik dit thans rusten.
Alleen dan kan het onderwijs en dus de jeugd van onze gemeente een dienst
worden bewezen.