De Voorzitter dankt de heer Schoenmakers voor zijn beschouwingen; in grote lijn kan hij daarmede accoord gaan. Inderdaad gaat de gemeente een nieuw tijdperk tege moet; bij de opening van het nieuwe raadhuis wil hij daarop nader terugkomen. Hij is erkentelijk voor de opmerkingen m.b.t. zijn moeilijke tijd rond verkiezingen en kabinetsformatie. In dit verband brengt hij ook dank aan de wethouders, de secretaris en het perso neel zowel administratief als technisch. Vervolgens leest hij het rapport voor van de begrotingscommissie en vervolgt De behandeling der gemeentebegroting van Nieuw-Ginneken is geen wereld schokkende gebeurtenis. Evenmin heeft de wereldpolitiek rechtstreekse invloed op de diensten, die de Raad vandaag aan de burgerij van Nieuw-Ginneken gaat bewijzen. De indirecte en verwijderde invloed daarvan ontbreekt natuurlijk niet. men op doze gemeente toegesplitste illustratie daarvan is de ontwikkeling der Europese gemeenschappelijke markt. Deze roept gevolgen op voor de ontwikkeling van industrie, handel en land bouw in het vaderland. In deze gemeente, die niet op industrievestiging is gericht, brengt dit mede de bezinning op land- en tuinbouw, haar woonfunctie en haar recreatiefunctie. Het is een goede gewoonte op zulke vraagstukken in te gaan bij de nieuwjaarsrede. Daarom zal hij daarover niet spreken. Wel wil hij een enkele algemene opmerking gaarne maken, die de gemeentelijke autonomie en dus het gezag van de Raad betreft. De gemeentelijke autonomie is een groot goed, maar niet het enige grote goed. De Raad, als hoofd der gemeente, is dan ook beperkt in zijn bevoegdheden,, De gemeentelijke autonomie, zoals de schepper daarvan zich een goede 100 jaar geleden een beeld vormde, is thans functioneel en territoriaal bepaald anders naar inhoud dan toen. Een net van s.'imenwerkingsregelingen bindt de gemeente voor incidentele bestuurs- voorzieningen aan haar omgeving. Deze regelingen, thans nog gesteld onder het waak zaam en machtig toezicht van Gedeputeerde Staten, zullen in de toekomst nauwer worden, omdat de rijkswetgever de territoriale bestemming van de vaderlandse grond als een nationaal belang ziet. Artikel 151 der Grondwet, luidende De samenstel ling, inrichting en bevoegdheid der gemeentebesturen wordt door de Wet geregeld. heeft in de loop der jaren steeds meer inhoud gekregen. Dit is noodzakelijk in ons dicht bevolkt land. Er moet een rationele spreiding naast concentratie zijn van industrie, van landbouw, van recreatie enz. Er moet geregeld worden, waar woningen mogen komen en waar niet. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening ht.bben Provinciale Staten z^er grote bevoegdheden gekregen en wordt zelfs de bestemming van onze gronden goeddeels onder rijksgezag geplaatst. Ook nu reeds^ig de gemeente gebonden aan bestemmingsplannen waarvan Burgemeester en Wethouders'kunnen afwijken zonder goedkeuring van de Raad, maar waarvan de Raad op zijn beurt niet kan afwijken zonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het leek spreker goed dit nog eens in aller herinnering levendig te maken en daar bij de kanttekening te plaatsen, dat de toekomst géén grotervrijheid maar wel nog grotergebondenheid zal gaan vertonen. Wij zullen ons dus vertrouwd moeten maken met de gedacnte, dat wij het echt niet voor hot zeggen hebben, maar ondergeschikt zijn aan het stre<.kbelang. Wij zullen ons vertrouwd mnuton maken mot de gedachte van een voortschreidende samenwerking. Vele voorbeelden daarvan komt men tegen in ae tow a-ibegroting. Vele en aanzienlijke bedragen staan uitgetrokken voor taken, die wij gezamenlijk doen. Nuttige taken gezamenlijk vervullen vraagt gezamenlijke offers. Uitbreiding daarvan kost geld. Uitgaven en inkomsten moeten per gemeente-begroting in evenwicht zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 82