het schoolbestuur niet de waarde toekent, die het schoolbestuur er zelf
aan geeft. Daartoe is vereist dat ik U vertel vrelke argumenten door
het schoolbestuur naar voor werden gebracht. Wanneer wij aldus handelen,
doen wij het eerlijk en openharlg. En eerlijkheid en openhartigheid
betamen het College en de Raad, zeker tegenover vrienden, want het
schoolbestuur is en blijft onze vriend en heeft onze waardering en be
wondering.
Ik mag nu even teruggrijpen naar het verleden en eerst de procedure die
gevolgd is bespreken om daarna de plaatskeuze op haar mérites te be
handelen.
Op 19 mei 1956 werd door het schoolbestuur voor het eerst gevraagd aan
de inspecteur om de bouw van een nieuwe jongensschool te Ulvenhout op de
urgentielijst te plaatsen. Het toenmalige College ondersteunde dit ver
zoek krachtig. Het werd niet ingewilligd. Sedertdien is iódcr jaar
opnieuw tot in mijn tijd, dit verzoek herhaald. Toen ik enkele maanden
burgemeester was ben ik gaan praten met de Inspecteur van het Lager
Onderwijs om van hem te vernemen waarom er maar geen gunstig antwoord
kwam. De reden bleek gelegen in het feit dat op de bouwcontingenten van
het Ministerie van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen niet voorkwam een
post voor vervanging van oude scholen door nieuwe. Men kon. dus wel
VRAGEN, maar het was vragen naar de bekende weg. Het resultaat moest
nihil zijn. Dit leek mij niet in het algemeen belang te zijn.
De voormalige staatssecretaris van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen
- DrsStubenrauch - heeft zich toen ter plaatse in Ulvenhout laten
overtuigen, dat zulk een post in s-landsbelang wel op de begroting
van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen moest komen. Ik herinner hier
met dankbaarheid aan de te vroeg gestorven en zo bekwame Drs.Stubenauchi^
Hij bracht in korte tijd de zaak in orde en Ulvenhout, die de kat de
bel had aangebonden, profiteerde er het eerst van. De urgentieverklaring
werd in het uitzicht gesteld. Ik noteer hierbij nog even de woorden van
Drs. Stubeirauch, die mij óók zeide n Wat een gymmastieklokaal be
treft, daar is de eerste 10 jaren waarschijnlijk geen kans op
Mijn dank spreek ik ook uit aan de Heer Van Eggermont, de inspecteur,
die ons kundig heeft gesteund.
Wat gebeurde er toen Het schoolbestuur zette de architect Van den
Meiracker aan het werk, maar ook de laad kwam in beweging. Op 1 december
1961 werd het beginselbesluit van medewerking genomen. Aan Burgemeester
en Wethouders was het de zaken verder te leiden. In die tijd heeft
ook de gedachten post gevat, dat de school te bouwen ware in het Mark
dal, hetgeen o. m. uit de toelichting op het beginselbesluit blijkt.
Ik neem aan dat ook vóór die tijd daaraan is gedacht, ^at is ook zeer
verklaarbaar en wel om de volgende redenen.
1. de oude jongensschool, de meisjesschool en de kleuterschool lagen
daar in de buurt,
2. op het terrein in het Markdal was eerst een jeugdhuis gepland, doch
dit stuitte op bezwaar van particuliere zijde, het terrein was dus
weer vrij;
3. het uitbreidingsplan Pennendijk, de nieuwe vorm van Ulvenhout en de
mogelijkheden van bijzondere bebouwing daar stonden niet concreet
voor de geest v Dit laatste zou pas in 1962 het geval worden. Men
kon dus zelfs zeggen: er was op dat ogenblik geen andere plaats en
de plaats in het Markdal was geschikt te noemen.
Met de vaste vormgeving van het uitbreidingsplan Pennendijk en de daar
ter beschikking komende terreinen voor bijzondere bebouwing zijn de
ogen van Burgemeester en Wethouders - als men het zo noemen wil -
open gegaan. Het Markdal was niet meer de ENIG mogelijke plaats voor
do school en twijfel rees of het wel de meest juiste plaats was.
- Daar -