gemeentelijk grondbedrijf 1966 In het onderhavige geval moet de bijschrijving van het volle bedrag van 28.950,36 te zwaar worden geacht; slechts de helft behoort op het grondbe - drijf te drukken,zodat de andere helft ten laste van de algemene dienst moet worden gebracht. Het door de Heer Aarts bedoelde geval heeft dan ook niets met het grondbe drijf te maken. WETHOUDER OOMEN onderstreept, dat hij nimmer gezegd heeft, dat bedoeld over schot afkomstig was van het grondbedrijf. Dit betrof een overschot op de ge wone posten van Openbare Werken; de gelden zijn afkomstig van rioleringswerk zaamheden, die in eigen beheer zijn uitgevoerd. Waren die werkzaamheden door een ander uitgevoerd, dan zouden hogere uitgaven nodig zijn geweest. Het nu vrijgekomen bedrag is aangewend voor het door de Heer Aarts genoemde doel. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten, zoals op de agenda voor gesteld. 8. AANGAAN VASTE LENING (c.Q. KASGSLDLENING BOVEN DE KASGELDNORM): Zonder beraadslaging of- hoofdelijke stemming wordt besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 9. VASTSTELLING ESDRAG PER LEERLING EX ARTIKEL 101 DER LAGER ONDERWIJSWET 1920 VOOR HET JAAR 1966 VOOR DE SCHOLEN VOOR G.L.O. EN VTG.L.O. De Heer AARTS dringt er op aan, eerst punt 11 (begroting 1966) te behandelen. De VOORZITTER is van mening,dat de bestaande gewoontepunten 9 (bedragen per leerling) en 10 (subsidies 1966) vóór de begroting te behandelen,gehandhaafd moet worden.Dit is ook in overeenstemming met artikel 21 van het Reglement van Orde voor de raadsvergaderingen. Niettegenstaande het bezwaar van de Heer Aarts(waarbij het lid VERDAASDONK zida aansluit)-, wordt daarom eerst punt 9 van de agenda behandeld. MEVR. DE KROM-DESCHEPFER vraagt zich af,waarom vroeger géén verhoging van het bedrag per leerling kon plaats hebben,terwijl de financiële toestand der ge meente toen toch beter was dan nu;zij vindt dit inconsequent. De VOORZITTER merkt dan op,dat de gemeente gestreefd heeft naar geleidelijke verhoging in de loop der jaren,waarbij zij gelet heeft op de in andere gemeen ten gemiddeld geldende bedragen,en eveneens op de eigen finantiële positie. Momenteel is de begrotingspositie der gemeente zeker ongunstiger dan vroeger, maar vele andere gemeenten hebben hun bedragen per leerling nog sterker ver hoogd dan Nieuw-Ginnekengezorgd moet worden,niet in de achterste gelederen te recht te komen.Met name ten aanzien vanhet v.g.l.o.zit de gemeente met het voor gestelde bedrag van 95,--- per leerling nog niet aan de top. MEVR.DE KROM-DSSCHEPPER meent te mogen concluderen, dat - was in het verleden de financiële positie niet te zeer benadrukt geworden - het bedrag per leerling thans hoger zou zijn geweest. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten, zoals op de agenda voorge steld. 10'SUBSIDIEVERZOEKEN 1966 Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 11 .VASTSTELLING GEMEENTEBEGROTING 1966, ALSMEDE VAN DE BEGROTING VOOR het alvorens in te gaan op enkele vragen en opmerkingen, door Mevr. De Krom- Beschepper gesteld in een brief aan het College van Burgemeester en Wethouders wil de VOORZITTER ter introductie enkele algemene opmerkingen maken, ij spreekt dan als volgt - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 79