Onder deze omstandigheden lijkt het mij gepast te pleiten voor een zekere lokale
variatie bij de bouw in de vrije sector. Wanneer in gemeenten als de onze de
gepremieerde woningen veilig zijn gesteld, geef ons dan zoveel vrije-sector-
woningen als wij - aan de hand van onze bouwcapaciteit uit het naaste verleden
aantoonbaar kunnen verwezenlijken. Dit betekent voor onze gemeente tenminste
40 en geen 10.
Mevrouw en Mijneheren,
In 196k telde onze gemeente 151 geboorten en 27 goede
gemeentenaren zijn overleden. Er was dus een geboorte-overschot van 124. Dit is
iets minder dan vorig jaar,maar niet beduidend minder. Onze natuurlijke bevol
kingsgroei is 1,8 en in 1964- begroette men in 7,8 onzer gezinnen nieuw
leven. Te klagen hebben we dus niet, tenzij over een te hoge gemiddelde woning
bezetting.
Wat de gemiddelde woningbezetting betreft gingen wij t.o.v. i960 iets vooruit.
De gemiddelde woningbezetting in i960 was voor Nederland 4, voor Noord-Brabant
4,75 en voor onze gemeente 4,9. In 1964 was de gemiddelde woningbezetting voor
onze gemeente 4,65. Wij lopen dus op ons zelf in ea waarschijnlijk, maar de
cijfers daaromtrent zijn nog niet bekend, hebben wij iets van onze landelijke
en flink wat van onze provinciale achterstand ingehaald. Dit is verheugend,
maar wij zijn er nog lang niet. Dit blijkt wel als wij in het rapport over de
woningnood zien, dat wij van woningzoekenden zonder eigen mogelijkheden einde
1963 zijn gegaan nar 91 einde 1964. Een vermindering dus van slechts 5.
Overigens mogen w:e alleen maar dankbaar zijn, dat 1964 op het stuk van de
v/oningbouw een ander beeld vertoont dan het zeer trieste beeld van 1963» Ging
in 1963 onze woning voorraad slechts met 39 woningen vooruit, in 1964 vermeer
derde onze woningvoorraad met 68 woningen. Het had meer kunnen zijn, maar de
vooruitgang is toe te juichen. Bovendien waren er op 31 december 1964 4?
woningen in aanbouw tegenover 41 op 31 december 1963«
Uiteraard stellen wij ons bij onze grondaankopen op een realistisch standpunt.
Wij moeten dit wel doen om te voorkomen, dat al te grote geïnvesteerde kapi
talen zonder intrest vallen. Onze grondvoorraad is echter zodanig, dat wij in
1965 iedere situatie op de bouwmarkt, hoe onverwacht gunstig ook, het hoofd
kunnen bieden,
Ik wil het deze keer niet lang maken en wil daarom slechts nog op één omstah-
digheid wijzen.
Per 1 1 1965 is de Algemene Bijstandswet in werking getreden en ons Burgerlijk
Armbestuur hebben wij geliquideerd.
Onze eerste kennismaking met de nieuwe voorschriften wijzen uit, dat ons ge
meentelijk beleid royaal is geweest en ruim zo gunstig was als de normen, vol
gens dewelke wij thans - normaal gesproken zouden kunnen handelen.
Wij zullen trachten onze mensen niet minder te verstrekken dan zij ontvingen
en hopen daarin te slagen. Graag geven wij het Burgerlijk Armbestuur van
Nieuw-Ginneken deze lauwerkrans mede in het graf.
Tot slot spreek ik de wens uit, dat met Gods hulp, Uw en ons werk ten behoeve
van onze gemeente in 1965 te verrichten succesvol zal zijn en dat onze samen
werking zal zijn vervuld van dat onderling vertrouwen, dat de arbeid licht en
prettig maakt en dat in een kleine gemeenschap onmisbaar is.
Ik wens U allen een frisse hernieuwde aanpak, in deze geest.
De Heer VAN RIJCKEVORSEL, als gevolg van de afwezigheid van het raadslid van
Riel nu het oudste raadslid, dankt de Voorzitter voor zijn uitvoerige rede
Gij hebt", zo zegt hij, ons gelukgewenst namens Burgemeester en Wethouders,
Secretaris en personeel; gaarne wil ik hen wederkerig onze beste wensen aan
bieden". Hij zegt dankbaar te zijn voor alles, wat in het afgelopen jaar onder
leiding van de Voorzitter en de Wethouders is tot stand gekomen, en spreekt de
hoop uit, dat Gods zegen ook in 1965 op de werkzaamheden van de Raad mag rusten.