- 3 -
Ik meen er goed aan te doen op deze raadsvergadering, gewijd
aan de begroting voor het jaar 19^6, namens het College van Burgemeester
en Wethouders, Uw aandacht te vragen voor een 3-tal zaken, waarmede onze
gemeente wordt geconfronteerd, op kortere of langere termijn.
Deze 3 zaken betreffen ten eerste het begrotingstekort
ten tweede de blijkens krantenverslagen in het College van Burgemeester
en Wethouders van Breda levende wens om te komen tot een overlegorgaan
naar Eindhovens model, en ten derde de klacht van onze Commissaris der
Koningin over het tekort aan recreatieplannen in onze provincie, gedepor-
neerd in de jongste vergadering der Provinciale Staten.
Alvorens op deze punten in te gaan wil ik opmerken, dat 2
er - van reeds op het eerste gezicht van intergemeentelijk belang zijn,
te weten de 2 laatste. Echter ook het éérste punt is helaas in overwegende
mate een gevolg van buitengemeentenjke beslissingen, te weten van de
annextaties van 19^1 en thi 19^2.
Vooreerst dan het begrotingstekort.
Dit tekort bedraagt ongeveer 138.000 geld nog afgezien van
de eerste begrotingswijziging.
Burgemeester en Wethouders en de begrotingscommissie van de Raad hebben
zich afgevraagd of de inkomsten voldoende zorgvuldig geraamd zijn.
hebben beiden die vraag bevestigend moeten beantwoorden. Zij hebben even
eens afgevraagd of geen uitgaven zonder noodzaak zijn opgevoerd. Ook hier
bij blijkt de vereiste zorgvuldigheid in acht te zijn genomen.
Op deze twee punten dus geen tekortkomingen.
^en zou zich nu nog een derde vraag kunnen stellen,te weten of op de be
groting geen van oudsher geplaatste uitgaven voorkomen, die kunnen
verdwijnen danwel drastisch kunnen worden verminderd. Ik kan U verzekeren
dat ik, vanaf mijn optreden als burgemeester hier, er een lichte sport van
heb gemaakt op deze zaken te letten. Ik heb er dan ook ieder jaar enkele
honderden guldens mee verdiend, maar ik spreek uitdrukkelijk van "lichte"
sport, want enkele duizenden zitten er niet in. Bovendien, ieder wijs be
leid vraagt om een redelijke uitloop termijn voor zulke bezuinigingen.
Wil men dit laatste mede in aanmerking nemen, dan lijkt mij de voor
liggende begroting ook op dit punt brandschoon. Zij kan dan ook naar de
mening van het College, aan het kritisch oog van V&der Gedeputeerde Staten
op deze 3 punten worden onderworpen.
Gaan we de oorzaken van het begrotingstekort na, dan vallen
die in 2 soorten uiteen.
Voor een kleine 30.000 gld. is de oorzaak te zoeken in voor alle andere
gemeenten evene ns geldende omstandigheden. Ik ga daarop thans niet nader
in. Ik laat dit na omdat een gezamenlijke oorzaak ook gezamenlijk dient
te v/orden bestreden en omdat onze gemeente op dit stuk geen speciale
argumenten kan laten horen.
Ik sluit vervolgens op de dikke 100.000 gld., die dan nog deel
uitmaken van het tekort.
fit tekort vindt zijn oorzaak eensdeels in het verlies van Heusdenhout
tij de annexatie door Breda in 1961 en anderdeels in de plicht tot het
bouwen van een nieuw raadhuis als gevolg van de annexatie door Breda van
19^2. Een en ander vindt men nader toegelicht in de memorie der begroting,
ik weet dat men zal tegenwerpen dat Heusdenhout toch ook kosten opriep.Dit
ls z-° maar terzake Heusdenhout overw qgen de inkoksten op duidelijke
wijze, zoals dat met ieder op peil staande gemeentedeel, dat niet ge -
saneerd behoeft te worden doorgaans het geval is. Bovendien zou ik deze
tegenwerping graag verwijzen naar een deskundige,objectieve beschouwing
°ver de balans van inkomsten en uitgaven der annexerende gemeente, in casu
treda, zowel voor wat het oude gemeentedeel op zich betreft als aangevuld
®et de uitbreidingen.
annexatie van 1961 droeg de goedkeuring van de toemalige Raad, zij kwam
als het ware vrijwillig tot stand.