Anders was het met de annexatie van 19^2, die door de Duitse Bezetter werd gedecreteerd. Uit deze daad van 25 jaar geleden volgde de noodzaak van de bouw van een nieuw Raadhuis. Dit Raadhuis werd in 196^ betrokken en over de hulp, ook de finantiële hulp, mochten wij aanvankelijk niet ontevreden zijn. Helaas bleek die finantiële hulp tenslotte voor een groot deel schijn, omdat zij verstrekt was in de vorm van een garantie-uitkering, die door normale hogere vergoedingen van Rijkswege werden achterhaald. Vergoedingen, bestemd voor normale lastenstijging en ter gedeeltelijke tegemoetkoming voor het verlies van Heusdenhout. Het College van Burgemeester en Wethouders ziet in deze gang van zaken geen reden om welke Overheidsinstantie ook enig verwijt te maken, doch het betreurt deze gang van zaken zeer en acht hem onbillijk. Indien aan de finantiële gevolgen van deze beide oorzaken van Rijkswege geen nader soulaas kan worden geboden, dan stelt ons dit zeer teleur. Wij moeten dan vaststellen dat de spreuk onder ons Wapenschild, die luidt Ik geef en blijf gaaf voor deze twee aangelegenheden beter had kunnen luiden Ik gaf en werd arm'.' Het moge dan een punt te meer zijn om voor de toekomst alle annexatie uit den boze te beschouwen. In ieder geval ligt in onze ervaring inzake de vrijwillige afstand van grondgebied in het naaste verleden geen enkele aanmoediging voor een vrijwillige herhaling. Integendeel Natuurlijk, het kan altijd nog verkeren, doch het College heeft gemeend de Raad te moeten doen delen in de tot op heden opgedane bittere ervaring. Gij hebt, ieder individueel als een der 75«000 lezers van "De Stem" - die ik bij deze met het bereiken van dit abonnementtal nog feliciteer - ongetwijfeld allen in de editie van 17 december gelezen dat Burgemeester en Wethouders van Breda graag zouden komen tot een efficiënt overlegorgaan,enigermate naar het model van Eindhoven. Ons raadslid, Mevrouw Do Krom heeft hierover reeds een beleidsvraag tot ons College gericht. Dit overlegorgaan zou dienen te omvatten Breda, Ooster hout, Rijsbergen, Etèen, Teteringen, Terheijden, Prinsenbeek en Nieuw- Ginneken. Als voorbeeld van de taak van zulk orgaan heeft de burgemeester van Breda genoemd het voorbereiden van stedebouwkundige plannen. Burgemeester en Wethouders onzer gemeente hebben met levendige belang stelling van dit inzicht kennis genomen. Het College, hoewel verschillende moeilijkheden ziende, meent dat dit inzicht constructief dient te worden tegemoet getreden. Het ligt voor de hand, dat in deze gemeenten te samen een streekbelang ligt geïncorporeerd. Indien we ons te samen kunnen zetten aan het duidelijk onderkennen van dat streekbelang en het gezamenlijk dienen er van, dan doen wij eigener beweging onze plicht Indien wij daar niet toe kunnen komen, dan lijkt het er veel op dat wij onze bestuurlijke plicht in belangrijke mate gaan verwaarlozen. Ons ge zamenlijk zetten aan deze taak vraagt om de goede wil van allen Ik twijfel er niet aan of die goede wil is aanwezig, maar hij moet in vol doende mate aanwezig zijn om ook de oprijzende moeilijkheden te over winnen. En als men dan die oprijzende moeilijkheden ook maar bij benade ring inventariseert, dan valt er goede raad te geven, zowel aan de grotere als aan de kleinere gemeenten. Zo zou, lijkt oas College, niet één kleinere gemeente, maar iedere kleinere gemeente de ruimhartige bereidheid moeten tonen om woonterrein te bieden aan de groeiende bevolking der streek. Slechts onder die voorwaarde zullen wij de bevolkingsvestiging daar kunnen brengen, waar ze planologisch gezien het best gebracht kan worden» Het de burgemeester van Breda kunnen wij het dan eens zijn, dat een bovengemeentelijk planbureau hier belangrijke diensten zou kunnen bewijzen* Ik teken daarbij dan aan dat bij de keuze van zulk bovengemeentelijk plan bureau ,voor uat de kv/aliteit en de outillage betreft, amper hoej* genoeg gemikt kan worden - J -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 81