-7- VERDAASDONK, MEVROUW DE KROM-DESCHEPPER, EN DE HEER VAN RIEL De Heer VERDAASDONK wil in het kort iets zeggen over de begroting toelich ting, hoewel een gedeelte van hetgeen hij zal stellen reeds ten dele een ant woord vindt in de rede van de Voorzitter. Hij is van mening, dat de toelich ting op de begroting onbevredigend is. Burgemeester en Wethouders geven geen middd.en aan tot oplossing van het jaarlijks tekort; volstaan ?/ordt met de op merking, dat een verhoging van de algemene uitkering aangevraagd zal moeten v/orden. Wel noemen Burgemeester en Wethouders in de Inleiding op de begrotingstoelich ting nieuwe werken, welke ter hand genomen zouden moeten worden, maar over middelen tot dekking van de daarmede gemoeide lasten wordt niet gesproken. De Heer VERDAASDONK acht het opstellen van een prioriteitsvolgorde noodzakelijk. In dit verband merkt hij op, dat de plaatselijke middenstand in Ulvenhout alle lof toekomt; realisering van het plan voor de dorpskern Ulvenhout mag niet de doodsteek voor de plaatselijke middenstand betekenen. Dan ergert de Heer VERDAASDONK zich over de jaarlijkse klaagzang over het ver lies van Heusdenhout. Blijkbaar is het raadsbesluit van indertijd een ernstige fout geweest. En met betrekking tot de lasten van het nieuwe raadhuis merkt hij op, dat er twee mogelijkheden zijn ofwel de toezegging inzake de dekking van die laste is onduidelijk gei?eest, en dan had men er niet aan moeten beginnen, ofwel er zijn duidelijke toezeggingen gedaan, on dan heeft de hogere overheid in deze schuld,en zou die aansprakelijk gesteld moeten worden voor het finan ciële nadeel, dat de gemeente momenteel lijdt. Vervolgens meent de Heer VERDAASDONK te mogen constateren dat - de opmer kingen van het Verificatiebureau ten spijt - ook in deze begroting weer niet voldaan is aan de toezegging te komen tot uitsplitsing van arbeidskosten. Resumerend verwijt hij het College van Burgemeester en Wethouders, geen stand vastig beleid te voeren ook de huidige liquiditeitsmoeilijkheden getuigen daarvan zijn inziens. MEVROUW DE KROM-DESCHEPPER zegt, uit publicaties in het Dagblad De Stem de in druk te hebben verkregen, dat de Burgemeester van Breda zou willen kiezen voor samenwerking van de gemeente Breda met gemeenten, nauwer bij zijn stad betrokken, en dat hij zich zou willen terugtrekken uit andere vormen van samen werking. Zij vraagt, of haar conclusie, dat de IV.E.B. dus zou gaan ver dwijnen, juist is. De Heer VAN RIEL vraagt, wat het essentieel verschil is tussen het streekplan oude stijl, en het systeem Eindhoven. Hij is van mening, dat de grote gemeente ook de infrastructuur van de nabuur-gemeenten ter harte moet nemen, en dat met name alleen de slechte gronden voor woningbouw beschikbaar gesteld zouden moeten worden. De sprekers beantwoordend, merkt de VOORZITTER het volgende op Opmerkingen VERDAASDONK De VOORZITTER zegt, dat de algemene toelichting inderdaad beknopt is, maar toch wel duidelijk Het behoort tot de taak van Burgemeester en Wethouders, -et begrotingstekort zo klein mogelijk te houden. Hierbij dient in het oog ge- ouden te worden, dat verhoging van de lasten voor de inwoners niet veel Perspectief meer biedt. ■at de uitgavenkant betreft, de Heer Verdaasdonk zal weten, dat een betrekke- ^-jk eenvoudige begroting als deze slechts weinig speling toelaat. 80 van de op voorkomende uitgaven behoort tot de z.g. verplichte uitgaven. IETS zou et gemeentebestuur wel kunnen doen, maar dan rijst de vraag MOETEN we dat oen Het zou meebrengen dat de ontwikkeling der gemeente als gemeenschap - 8

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 84