U
-3-
véél geld kosten. En plaatst men ergens lantaarns of legt men een weg aan
op plaatsen waar men 5 jaar geleden daaraan nog niet kan denken, dan
voegen zich in de rij diverse anderen met de vraag '"Waarom wij niet". Deze
vraag kunnen wij slechts beantwoorden met de opmerking Hadden wij eens
één keer dat éne millioen uit het sprookje méér, dan deden wij het nu of
morgen; omdat echter sprookjes in het gemeentebeleid niet bestaan moeten
wij zeggen alles op zijn tijd en op zijn beurt. Het College is er zich
van bewust, dat óók de raadsleden vaak aan hun medeburgers dit antwoord
moeten geven. Dat is niet prettig, maar het zit aan besturen nu eenmaal
vast.
Het College dankt U voor het vertrouwen, dat gij in 1965 in haar stelde..
Het hoopt samen met U door te werken totdat de nieuwe Raad, want de ge
meenteraadsverkiezingen komen dit jaar, zijn intrede doet.
Ik dank U
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde
1„ NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERING VAN 22 DECEMBER 1965
Ten aaoeien van punt 7 op bladzijde 1 merkt de Heer AARTS op, dat hij
heeft gevraagd was en hier een begrotingswijziging voor en dat
de VOORZITTER op die vraag bevestigend geantwoord heeft. De Heer VER-
DAaSDONK zegt, dat de VOORZITTER op de vraag van de Heer Aarts geant
woord heeft daar kan ik positief op antwoorden
De VOORZITTER zegt hierop dat een positief antwoord nog geen beves
tigend antwoord is en dat hij de gang van zaken heeft toegelicht, zoals
in de notulen vermeld. Overigens zijn de notulen géén woordelijke weer
gave van het gesprokene. Hij meent, dat de notulen juist zijn.
Bij punt 9j bladzijde 2, wil de Heer AARTS toegevoegd zien, dat hij ge
acht wil worden te hebben tegengestemd tegen de eerdere behandeling van
punt 9, omdat bij deze behandeling afgeweken is van het Reglement van
Orde voor de raadsvergaderingen. De VOORZITTER merkt hierbij op, dat het
aan hem is, uit te maken, hoe dit reglement wordt toegepasttenzij de
raadsmeerderheid dit anders wenst.
Bij bladzijde 6 en 7 merkt de Heer VERDAASDONK op, dat Mevrouw De Krom-
Deschepper en de Heer Van Riel zijns inziens géén algemene beschouwingen
hebben gehouden, doch alleen enkele opmerkingen hebben gemaakt.
De VOORZITTER meent, dat er geen reden is om dit niet als algemene
beschouwingen" aan te merken.
Bovendien vestigt Mevr. DE KROM-DESCHEPPER er de aandacht op, dat op
bladzijde 7,8 en 9, telkens gesproken wordt van "Opmerkingen
Verdaasdonk", "Opmerkingen Mevr. De Krom-Deschepper"en "Opmerkingen
J.J. van Riel".
Verder merkt de Heer VERDAASDONK op, dat het woord "verwijt" op bladzijde
7 (2oe regel) wel erg scherp is. De VOORZITTER heeft er geen bezwaar
tegen dit woord te vervangen door critiseert"
Zonder hoofdelijke stemming worden de notulen verder ongewijzigd vast
gesteld.
2. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN
De VOORZITTER deelt mede, dat behalve de stukken a t/m k ook nog een
brief is binnengekomen van Mevr. De Krom-Deschepper. Deze brief is een
4 -