-2 - Zoals reeds uit het memorandum over de feitelijke ontwikkeling is gebleken, is dit voor wat het College van Burgemeester en Wethouders betreft geens zins het geval. Het is evenmin gebleken dat de Stichting i.o. Bejaarden zorg dit oordeel is toegedaan, 'terwijl deze Stichting toch in nauw contact heeft gehandeld met de desbetreffende landelijke instanties, die zij vanwege hun erkende deskundigheid raadplegen moet teneinde straks de nodige goedkeuringen te kunnen verwerven. Opgemerkt zij, dat het College van Burgemeester en Wethouders op de aan vankelijke plannen der Stichting uitsluitend om planologische redenen enkele bemerkingen had. Deze zijn met het Bestuur der Stichting en haar architect tesamen met de stedebouwkundige adviseurs der gemeente behandeld. De Stichting heeft haar plannen in volle overtuiging aan deze bemerkingen aangepast Het uitgangspunt van het Schoolbestuur moe"H dan ook door het College van Burgemeester en Wethouders worden verworpen. Ci Het verzoek vermeldt vervolgens dat het Schoolbestuur op deze kwestie óók terug komt omdat de zusters op 1 augustus 1966 weggaan. Het gemeentebe stuur betreurt het vertrek der zusters. Meer dan 100 jaren heeft deze congregatie mede de zorg voor het onderwijs ter hand genomen en heeft op dit punt een eerbiedwaardige ervaring en uitstekende reputatie. Evenwel blijft het Bestuur der meisjesschool nog voorlopig onder het bestuur van de zusters van Etten. Voorts heeft dit Bestuur nog onlangs een nieuw hoofd aan de meisjesschool benoemd, die op 1 augustus 1966 in functie treedt. Daaruit volgt dat op korte termijn geen éénhoofdige leiding van alle lagere scholen is te vervrachten, gesteld al dat zulks te prefereren zou zijn, wat twijfelachtig moet worden geacht. Dit argument spreekt het College van Burgemeester en Wethouders mede op gronden van de opmerkingen door de Inspecteur van het Lager Onderwijs over de perspectieven op langere en kortere termijn dan ook weinig aan. d. Het Schoolbestuur vermeldt tenslotte nog een aantal onderwijsbelangen, die h.i. gediend zouden worden net de bouw der school in het Markdal. Over deze belangen geeft voorts de Inspecteur Lager Onderwijs zijn inzicht in vermeld schrijven. Uit dit inzicht blijkt, dat zeker op de langere duur (na 19é95 maar dat is reeds na 3 jaren) de in het verzoek van het School bestuur vermelde voordelen door de feitelijke ontwikkeling der behoeften voor wat de plaats der school betreft in een volkomen ander licht komen te staan. Dit inzicht spreekt uiteraard het College, wiens taak het is de behoeften op iets langere termijn te bezien, sterk aan. Vervolgens vermeldt het zee objectief gestelde inzicht der Inspectie, dat verschillende desiderata van het Schoolbestuur, óók bij de bouw in de Pennendijk, desgewenst reeds thans verwezenlijkbaar zijn. tenslotte blijkt uit het advies van de Inspecteur ook van enig tijdelijk nadeel bij de bouw in de Pennendijk. Van ook maar bij benadering over wegende betekenis kan het College dit nadeel echter niet achten en het wil haar voorkomen dat ook de Inspecteur deze mening is toegedaan. 1 Bijkomende overwegingen. •Iet College vreest, naar haar mening terecht, dat het maken van nieuwe Plannen de bouw der nieuwe school weer jaren zal vertragen. Het College acht zulke vertraging in strijd met het gemeentebelang. Voorts Heeft het College grote zorg voor de financiële last, die een en ander zal oproepen, zowel t.a.v. de kosten der school als van die der bejaardenzorg, "et College acht deze meerdere kosten niet verantwoord. tenslotte wijst het College er op, dat in de Pennendijk over enige jaren een ni6uwe kleuterschool zal moeten worden gebouwd. Het College is van mening dat ln een toch altijd nog kleine gemeente als de onze, alle krachten die iets Hunnen, samen moeten werken om deze tot stand te brengen en in te passen in -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 44