de gemeente zal dit aantal nog steeds stijgen, zodat in de naaste toekomst,mede ook ook door de nog te verwachten daling van de leerlingenschaal, dit op 18 a 20 lokalen moet worden gesteld. Een schoolcomplex van deze omvang lijkt ons pedagogisch niet zo aantrekkelijk. De laatste tijd wordt tegen te grote scholen zijnde fabrieken, geageerd. Twee scholen van zes lokalen, welke nog uitbreiding kunnen hebben tot ne;;en, moet wel als een maximum worden bezien. Een bezwaar is voorts dat bij samenvoeging de klassen groter zullen worden. Zijn er thans 2 maal 7 leerkrachten, bij samenvoeging zouden 13 leerkrachten aangesteld mogen zijn. In praktijk is gebleken, dat het splitsen van de kinderen, welke minder begaafd zijn dan de overigen, nadelen met zich brengt. Zowel de leerlingen als de ouders vinden dit een duidelijke achterstelling, zodat deze experimenten niet aan te bevelen zijn. Het samenvoegen van de lagere scholen zal ongetv/ijfeld leiden tot coïnstructie. Indien het bestuur voorstander is van coïnstructie is juist een splitsing van de schoolgebouwen te prefereren. Immers dan kunnen de leerlingen van Ulvenhout naar de school in hun omgeving gaan en heeft een samensmelting alle kracht ver loren. De scholen moeten liggen in de woonwijken In 1961 \?as niet te ver wachten, dat de uitbreiding van Ulvenhout zo snel zou gaan. Ware het rijksgoed- keuringsbeleid er niet geweest, dan was nu reeds het plan Pennendijk geheel vol gebouwd, De woonwijken zullen zich'.meer en meer naar de Pennendijk gaan concen treren. Hier zullen ook de meeste gezinnen met kinderen komen wonen. Het is dus alleszins juist dat daar een school wordt gesticht. Bij verdere uitbreiding van het leerlingental zal noodzakelijk een tweede gymnastieklokaal moeten worden gebouivd. Het maximaal aantal uren voor een zaal is 25. Dit is evenwel voorlopig niet te realiseren, gezien het enorm tekort aan zalen in heel het land. 'erder is de schoolgemeenschap 't slechts denkbaar gesitueerd achter de kerk; ze komt dan geheel uithoekig te liggen! De Heer AaRTS vindt, dat de tijd van bestudering voor de raadsleden wel erg kort is geweest. Diverse vragen blijven onbeantwoord. Hij herinnert er aan, dat des tijds het lid Schoenmakers voorgesteld heeft, het overleg met het schoolbestuur te heropenen en te trachten tot overeenstemming te komen. Hij kreeg hierbij de steun van 6 raadsleden, en slechts 2 raadsleden hebben zich toen duidelijk uit gesproken voor dadelijke afwerking. De VOORZITTER was toen van mening, dat een snelle beslissing de rust zou doen wederkeren. -aar onze mening, zo zegt de Heer A RTS, hebben wij toen wat te veel gevaderd. •d is de gemeente eigenares van beide terreinen, moet dan de Raad uitmaken waar de school zal komen. at het bejaardentehuis betreft, meent de Heer AARTS, dat aandacht moet ge schonken worden aan het leefklimaat voor de bejaarden daarom moet zo'n tehuis ^onen wel bij het bos, maar niet bij het kerkhof of een school. '—vli,Dn KROM—DESCHEPPER vinclt, dat de motieven sinds 1963 niet geheel gelijk gebleven zijn het beoogde anclerssoortige onderwijs vindt zij in deze een be- "anSrijke factor. Zij meent, dat ook de Inspecteur er voor voelt beide scholen ftaast elkaar te plaatsen- De VOORZITTER ziet in de omstandigheid, dat er twee scholen zijn, eerder iets b'ceds dan iets slechts concurrentie kan op beide scholen stimulerend werken!. de Inspecteur is van mening, dat coëducatie bij gescheiden scholen mogelijk lc> zie de Petrus en Paulus-school te Breda, en de Michaëlscholen b.v, 'VK. de KR OM-DES CHEF PER meent, dat dit probleem in de stad nog anders ligt dan °P een dorp. Overigens vindt; zij, dat de bezwaren tegen het bejaardentehuis Seen steek houden 1 het tehuis biedt gé6n uitzicht op de begraafplaats; en lig- Siag bij een school lijkt haar juist wél leuk voor de bejaarden. -7-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 52