h!
Dit brengt mee dat men de woonfunctie van een door arbeidsgelegenheid,
cultuur en onderwijsgelegenheid verbonden streek buiten de centrumgemeente
of centrumgemeenten gespreid ziet. Hierdoor ontstaat niet een ruimtelijk
aaneengesloten stad, maar een duidelijk begrensde stad met in haar om -
geving duidelijk onderscheiden en bouwkundig anders gestructureerde
grotere dorpen.
In deze visie staat ons College gelukkig niet alleen. Wel zijn aan deze
visie consequenties verbonden. Zo is het duidelijk dat bijvoorbeeld onze
gemeente in de totale woningvoorziening van Breda en Ommelanden hierdoor
een gespecialiseerde functie heeft. Overigens heeft ook - zowel op huis-
vestigingsgebied als op andere gebieden - de centrumgemeenten zelf gespe
cialiseerde functies.
Ons College is er zich van bewust, dat gespecialiseerde functies op
woninggebied evenals op arbeidsgebied, cultuurgebied, onderwijsgebied,
recreatiegebied, voert tot afstemming op het geheel en dus tot overleg
met het geheel.
Tot zulk overleg is het College steeds bereid geweest.Het heeft zulk over
leg waar mogelijk bevorderd en gepraktiseerd. Nog onlangs heeft de Raad op
voorstel van het College zich in beginsel bereid verklaard deel te nemen
in nadere vormen van samenwerking tussen Breda en gemeenten der Baronie.
Wat de vorm van zulk een nadere samenwerking betreft heb ik al opgemerkt,
dat het College die vorm het beste vindt, welke de belangen der mensen -
voor wie ze in het leven wordt geroepen - het beste dient.
Dat is naar het oordeel van het College een vorm, die zo democratisch
mogelijk is.
Het College meent derhalve, dat bij zo'n vorm van nadere samenwerking,
moet worden uitgezien naar bestuur, waarbij ook de raden worden betrokken.
Binnen deze opvatting zijn varianten mogelijk. De streken rond Eindhoven,
Tilburg, ^en Bosch, Helmond zijn onze streek reeds voorgegaan. Van de
voor- en nadelen dier regelingen zal studie moeten \vorden gemaakt en niet
door ons alleen, of door Breda of wie ook alleen. Het bestaande overleg
orgaan zou zich met die studie kunnen belasten. Ik betreur het dan ook
en met mij de wethouders en ik hoop ook de Raad, dat dit overlegorgaan
niet meer functioneert sinds het heengaan van de Heer Manders als voorzit
ter. Onze kleine gemeente dat graag beroep op de-terzake eerst geroepene,
in casu de gemeente Breda, om zich te bezinnen op het weder in gang brengai
van dit overlegorgaan.
De tweede vraag van het raadslid, Mevrouw De Krom - Deschepper luidt
Is het aan het College bekend of bovengemeentelijke instanties plannen
hebben met betrekking tot de streek en zo ja welke
Op deze vraag kan worden geantivoord dat het College in de Memorie van
Toelichting op Hoofdstuk VII, Binnenlandse Zaken, van de Rijksbegroting
voor 1967 heeft gelezen de volgende zin
Voorts zijn voorstellen in voorbereiding strekkende tot gebiedsuitbrei
ding van een aantal steden, onder meer Breda, Deventer, Doesburg,
Harlingen enz.".
Dit combinerend met de afwijzing door die zelfde Overheid van de onderling
overeengekomen gebiedsruil tussen Breda en Prinsenbeek, geeft reden tot
het vermoeden, dat een ruimere gebiedsuitbreiding van Breda in voorbe
reiding is. Dit vermoeden wordt versterkt door een andere pasage uit het
geciteerde stuk luidende