leiding. Hij zegt geen enkel reglement te kennen, waar het zó geregeld
is
De Heer WILLEKENS onderstreept nog eens, dat sluiten van de discussie
door de vergadering, dan óók een inbreuk op de leiding van de Voorzitter
is. Zeker wanneer we eens een politiek gekleurde Voorzitter zouden
krijgen, zoals de Voorzitter zo juist aangestipt heeft, is een bepaling
alë door de Commissie voorgesteld wel gewenst.
De VOORZITTER meent, dat, wanneer ieder raadslid de gelegenheid heeft
gehad om driemaal het woord te voeren, en ook driemaal beantwoord is, de
zaak toch wel voldoende doorgepraat moet worden geacht.
De Heer WILLEKENS repliceert hierop, dat niet ieder raadslid driemaal
het woord gevoerd behoeft te hebben.
De VOORZITTER is van mening, dat als een zaak doodgepraat is, overgegaan
moet kunnen worden tot besluitvorming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, de oude tekst te handhaven.
Artikel 17. De Heer WILLEKENS zegt, dat de Commissie de gedachte is toe
gedaan, dat het zich kan voordoen, dat een van de raadsleden Voorzitter
is, maar dat hij dan bij stemming optreedt als gewoon lid. Ook een c
oudste raadslid zou volgens de bestaande redactie een uitzonderings
positie kunnen hebben.
De VOORZITTER is hiermede toch niet eens. De bedoeling van de betreffen
de bepaling is tweeërlei
1een Voorzitter kan door zijn stem minder ervaren raadsleden beïn
vloeden;
2. het verloop der stemming aanhorende, kan de Voorzitter daaruit zijn
wijze conclusie trekken, en zijn stem hierdoor mede laten bepalen.
De Heer WILLEKENS zegt, voor het eerste argument begrip op te kunnen
brengen; niet voor het tweede.
Wethouder WE3TZRTERP merkt nog op, dat een bepaling als thans bestaand
echt wel zin heeft. De Voorzitter kan, een stemming beluisterende, wan
neer staking van stemming dreigt, zijn stem zó uitbrengen, dat de stem
men niet staken.
De Heer VAN GILS zegt, het eerstb door de Voorzitter genoemde argument
eveneens goed te vinden. Hij adviseert daarom, de oude tekst te laten
staan.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord.
Artikel 18. De Heer WILLEKENS zegt de woorden zonder enige andere bij
voeging'1 overbodig te vinden; er staat geen enkele sanctie op, wanneer
men toch toevoegingen gebruikt!.
De VOORZITTER meent, dat bedoelde woorden juridisch wel betekenis hebben.
Een lid mag geen bijvoegingen uiten; doet hij het toch, dan komen ze
niet in de notulen.
Wethouder WSSTERTERP meent, dat wanneer de redactie van de commissie ge
volgd wordt, een lid dat bijvoegingen uit, die niet in de notulen ver
meld worden, aanvulling van de notulen zou kunnen eisen.
De Heer WILLEKENS meent, dat de betreffende stem ongeldig verklaard zou
kunnen worden.
Hij zou hierover graag jurisprudentie kennen.
De VOORZITTER zegt, geen jurisprudentie terzake te kennen; hij weet cok
niet, of ze b&sta'ai
De Heer WESTERTERP vindt het jammer, dat aan zo'n onbeduidende kwestie
zoveel tijd besteed moet worden.
De VOORZITTER zegt, het met de Wethouder eens te zijn, dat het praten
over zo'n bepaling vaak een ondankbare zaak is. Het is in het verleden
wel eens gebeurd, dat een raadslid een bijvoeging deed. Men poogt daar-