OPENBARE VERGADERING VAN DE RAaD DER GEMEENTE NIEUW-GINNEKENGEHOUDEN OP
VRIJDAG 23 JANUARI 1970, TE 20.00 UUR.
Tegenwoordig de Leden van de Raad
A.J.BINK, J.H. GEERTSA.J.J.VAN GESTEL, J.H.VAN GILS, J.O. HALTERS, J.A.VAN
LOON, H.A.M. OOMEN, MEVR. H.C. VAN OOSTEN-KORTING, J.J. ROPS, P.J. VAN
RIJCKEVORSEL, J.C. VERDAASDONK, en DRS.TH.E. WESTERTERP.
Afwezig met kennisgeving IR.K.C.M. WILLEKENS.
Voorzitter DR.W.L.P.M. DE KORT.
Secretaris MR.DRS.TH. BOSSINK.
De VOORZITTER opent de vergadering met het gebruikelijke gebed, en stelt ver
volgens aan de orde
1NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERINGEN VAN 30 DECEMBER 1969 EN 3 JANUARI 1970
De VOORZITTER merkt op, dat deze notulen voor elk raadslid in een en
veloppe gereed liggen. Hij stelt voor, de vaststelling te doen plaats hebben
in de op 27 februari te houden raadsvergadering.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord.
2. INGEKOMEN STUKKEN
De mededeling van goedkeuring van de 19e wijziging van de gemeentebegroting
1969 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aan
genomen.
3. BEËDIGING TWEEDE L0C0-SECRET1RIS:
De VOORZITTER deelt mede, dat het College het gewenst heeft geoordeeld, twee
personen als loco-secretaris aan te wijzen, nl. de Heren J.G. Coppens en J.D.
Pellis.
Beiden leggen in handen van de Voorzitter achtereenvolgens de zuiveringseed en
de ambtseed af, waarna de VOORZITTER hen beiden gelukwenst.
4. BIJDRAGE BIAFRA-AKTIE
De VOORZITTER deelt mede, dat enkele dagen geleden een schrijven van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ontvangen inzake het al of niet voor
goedkeuring vatbaar zijn van bijdragen van gemeenten voor dit doel. Hij leest
enkele passages voor, waaruit blijkt, dat het standpunt van de toezichthoudende
organen in zulke gevallen wisselvallig is. O.a. speelt hierbij een rol, of het
verlenen van zo'n bijdrage gezien de begrotingspositie toelaatbaar is. Dit
laatste nu is in Nieuw-Ginneken zeker het geval.
De VOORZITTER vervolgt met op te merken, dat de zienswijze van het College wel
is, dat naar de algemeen gebruikelijke richtlijnen in casu géén sprake is van
een gemeentebelang in beperkte zin. Dit neemt echter niet weg, dat het College
toch gemeend heeft, met dit voorstel te moeten komen, mede hierbij geinspireerd
door enkele raadsleden. Het College meent, dat er gevallen kunnen zijn, die
zodanig tot de Nederlandse bevolking spreken, dat hier gesproken zou kunnen
worden van een gemeentelijk belang in de morele orde. Op humanitaire en
Christelijke gronden verleent het Rijk óék bijdragen voor Biafraj hetzelfde zou
voor de gemeente kunnen gelden.