Laatstgenoemde heeft uitdrukkelijk gesteld, dat het facet-streekplan noch voor
Gedeputeerde Staten, noch voor de gemeenten, hindond is. Het is alleen een
richtlijn voor het toekomstig beleid. Raad noch Burgemeester en Wethouders zijn
aan het facet-streekplan gebonden^ is het eenmaal door Provinciale Staten aan
vaard, dan zullen Gedeputeerde Staten echter wel met behoorlijke argumenten
overtuigd moeten worden van de noodzaak van eventuele afwijking via een
gemeentelijk bestemmingsplan.
Onder de aanwezige gemeentebesturen waren wel een aantal tegenstanders ten
aanzien van opzet en uitvoering van het plan. Zij meenden ,dat het veel verder
moest gaan, en meer bindend moest zijn. Anderen hebben tegen deze visie stelling
genomen.
De VOORZITTER wijst er in dit verband op, dat pagina 32 van het facet-streekplan
een belangrijke passage inhoudt, welke ook voor Nieuw-Ginneken van belang is.
Hij leest deze passage voor. Daaruit blijkt, dat aan de uitbreiding van be
staande agrarische bedrijven in het algemeen geen te stringente eisen dienen
te worden gesteld.
Een ander punt is dat van do verblijfsrecreatie in Westelijk Brabant. Naar de
mening van sommigen zou deze recreatie ruimere mogelijkheden moeten krijgen,
dan in het facet-streekplan tot uitdrukking is gebracht. Gedeputeerde Staten
menen, dat de dagrecreatie niet benadeeld mag worden door een ongebreidelde
uitbreiding van de verblijfsrecreatie. Op de bespreking kwam ook de mening
naar voren, dat zij, die er met ten caravan op uit trekken, best naar het Oosten
van de provincie kunnen gaan. Nieuw-Ginneken hoeft tegen een verdere
uitbreiding der verblijfsrecreatie in West-Brabant bezwaar gemaakt. De opzet
van het plan lijkt ons goc-d.
Voorts, zo vervolgt de VOORZITTER, bestond or oen vrij grote waardering voor dit
facet-streekplan, ook bij de vertegenwoordigers van Nieuw-Ginneken.
Wanneer niemand uit de Raad verder het woord verlangt over dit plan, concludeert
de VOORZITTER, dat de Raad zich met de conceptie ervan kan verenigen. Het College
zal hiervan aan Gedeputeerde Staten mededeling doen.
16. AGGLOMERATIE BRED., E.O.
Wethouder WESTERTERP merkt op, dat de raadsleden ongetwijfeld kennis zullen
hebben genomen van enige beroering, die is ontstaan over het initiatief van de
randgemeenten, om weer tot samenwerking met Breda te komen. Ter voorkoming van
misverstand, komt het hem juist voor, de gang van zaken precies uiteen te zetten.
Hij leest de brief voor, welke namens de vier randgemeenten naar Burgemeester
en Wethouders van Breda is gezonden, en welke als volgt luidt;
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorontwerp streekplan
West-Brabant. Wij vragen ons af of de d,'sarin neergelegde denkbeelden voor de
gemeentebesturen van Oosterhout en Stten-Leur aanleiding kunnen zijn tot over-
leg op basis dier denkbeelden om te komen tot de gezamenlijke opstelling voor
uw gemeente en hun en onze gemeenten van een structuurplan.
Indien u met ons van mening bent dat deze vraax aan de colleges van burgemeester
en wethouders van Oosterhout en Etten-Leur dient te worden voorgelegd, nodigen
11 wij u uit om mede namens ons het vereiste initiatief te nemen.
Tenslotte wil het ons voorkomen, dat genoemd voorontwerp wellicht tevens basis
zou kunnen bieden voor gezamenlijk overleg tussen uw gemeente en de onzen over
het totstandbrengen van een stadsgewest of stadsgewestelijk verband. Ook
hierover zouden wij gaarne uw mening vernemen.
Vervolgens leest de wethouder het antwoord van de gemeente Breda voor,
luidende;
Uw bovenvermeld schrijven met betrekking tot de intergemeentelijke samen-
werking geeft ons aanleiding U het navolgende mede te delen.