Door de presentatie ven het voorontwerp streekplan voor "est-Brabant heeft
het provinciaal bestuur naar onze opvatting de primaire verantwoordelijkheid.
voor de ruimtelijke ordening in TJest-Brabant in hoofdlijnen aan zich
11 getrokken. Niettemin komt ons ten aanzien van de verdere uitwerking en
systematische verwezenlijking van de in het streekplan neergelegde ontwik-
kelingslijnen nauw overleg en samenwerking binnen de ontwikkelingszöne
Etten-Leur, Breda, Oosterhout en de Dongemond gelegen gemeenten bijzonder
waardevol voor. Het butrolckon hierbij van het functioneel aan deze ontwik-
lcelingszöne gekoppelde Moerdijkgebied is naa.r onze mening van grote betekenis.
Yoor zover het in ons vermogen ligt zullen wij gaarne een dergelijke samen-
werking bevorderen.
Ons standpunt over het tot stand brengen van een stadsgewest of een stads-
gewestelijk verband omvattende het gebied van de gemeenten Breda, Nieuw-
Ginneken, Prinsenbeek, Terheijden en Teteringen hebben wij U bij herhaling
uiteengezet. De raad van de gemeente Breda heeft zich, zoals beleend,
uitgesproken voor de aanvaarding van het door gedeputeerde staten van Noord-
Brabant aangekondigde gemeentelijk herindelingsplan rond Breda.
In verband met een en ander achten wij overleg met Uw gemeenten terzake
een structuurplan niet zinvol. Het voorontwerp streekplan voor West-Brabant
heeft in ons standpunt over do door U bedoelde stadsgewestelijke samen-
werking geen wijziging gebracht.
De wethouder zegt, dat de bewoordingen van de laatste alinea van de brief van
de randgemeenten blijkbaar bij Breda het misverstand hebben doen ontstaan,
dat de 4 kleine randgemeenten streven naar de vorraing van een Stadsgewest
alleen voor hun gebied en dat van Breda. Dat idee was reeds eerder door Breda
verworpen, omdat de basis te smal zou zijn.
Uit de brief van de randgemeenten blijkt echter duidelijk, dat hun bedoeling
juist geweest is, ook do gemeenten Etten-Leur en Oosterhout bij een eventueel
stadsgewest te betrekken, en Breda uit te nodigen, hiertoe het initiatief
te nemen.
De Wethouder merkt op, dat in het ontwerp-Streekplan aan Breda een centrum
functie is toegedacht, alle gemeenten, die in het kader van dit streekplan
oen functionele binding met Breda hebben, zouden bij het opnieuw te openen
overlag uiteindelijk betrokken dienen te worden. Met name dunkt de wethouder
hier aan de gemeenten Etten-Leur, Rijsbergen, Prinsenbeek, Zundert, Nieuw-
Ginneken, Chaam, Baarle-Nassau, Terheijden, Teteringen, Oosterhout en Geer-
truidenberg.
Dat Breda wijst op het nauwe verband tussen déze agglomeratie en b.v. de
Zekluza-gemeenten, daar hebben wij begrip voor, aldus de wethouder. Ook de 3
Zelcluza-gemeenten er bij te betrekken, behoeft dus geen bezwaar te zijn.
De WETHOUDER zegt het wel te zullen betreuren, wanneer er een onverantwoorde
stilstand zou komen in de ontwikkeling van du agglomeratie. Het gebied rond
Breda is de enige agglomeratie, in Noord-Brabant waar géén samenwerking is.
In het belang van een evenwichtige ontwikkeling van dit gebied, is het gewenst
spoedig tot overleg te komen.
Het herindclingsplan voor Broda-Noord behoeft volgens het College géén
hindernis te zijn voor intergemeentelijk overleg. De WETHOUDER wijst in dit
verband op dc volgende punten;
1het gebied, waarvoor samenwerking gewenst is, is aanzienlijk groter dan dat
van de bij het annexatieplan betrokken gemeenten^
2. het annexatieplan is enkele weken geleden in procedure gebracht, Te ver
wachten is, dat hiermede een vijftal jaren gemoeid zal zijn. Het zou zeer
te betreuren zijn, wanneer al die tijd de gehele ruimtelijke ontwikkeling
in de agglomeratie zou worden afgeremd, omdat voor een gesprek geen basis
aanwezig zou zijn.