van de politie, in casu van de politie-ambtenaarArtikel 28 van de
politiewet zegt daarover het volgende: De politie heeft tot taak in
ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de
geldende rechtsregelen te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving
van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen, die deze behoeven.
Het is duidelijk dat hier sprake is van een zéér brede opdracht, een
zeer brede taak dus. Maar even duidelijk is dat de "handhaving van de
openbare orde" onder die brede taak begrepen is. Zo is óók het oordeel
van de constante rechtspraak en sterker nog: de commentatoren, te we
ten de wetgever en de rechtsgeleerden beschouwen de handhaving van de
openbare orde zelfs als de meest elementaire taak van de politie.
In het zo juist voorgelezen artikal 28 wordt gesproken over "onderge
schiktheid aan het bevoegde gezag". Wie vormt het bevoegde gezag?
Artikel 36 van dezelfde politie zegt:
"Voorzover niet bij op krachtens de wet anders is bepaald, slaat de
rijkspolitie onder de bevelen van onze Minister van Justitie"
Deze bepaling is onder een dubbel opzicht zeer duidelijk. Op de eerste
plaats is duidelijk dat in het algemeen gesproken de Minister van Ju
stitie het bevel voert over de rijkspolitieman. Op de tweede plaats is
duidelijk dat deze algemene regel door een bijzondere regel wordt over
troffen "indien de wet iets anders bepaalt".
Welnu de wet bepaalt terzake iets anders. Artikel 35 van diezelfde po
litiewet zegt namelijk: Voor de handhaving van de openbare orde treedt
de burgemeester op als hoofd van de politie ter plaatse; voor die hand
having staat de in de gemeente dienstdoende politie onder zijn bevelen
Het is dus duidelijk: voor wat betreft de handhaving der openbare orde
staat de dienstdoende rijkspolitie van Nieuw-Ginneken onder de bevelen
van de burgemeester van Nieuw-Ginneken of van degene, die de burgemees
ter bij afwezigheid vervangt.
Indien nu de wettelijke ondergeschiktheid van de in Nieuw-Ginneken dienst
doende rijkspolitieman aan de burgemeester een kleinigheid zou betreffen,
zoals de regeling van zijn vacantie of de toekenning van extra-verlof,
of voorschriften over de samenwoning met anderen, dan zou men mogen
twijfelen of de wetgever die ondergeschiktheid nu wel zó zwaar zou heb
ben gewogen om daaruit tot een onverenigbaarheid te doen besluiten.
Maar zo is het nietImmers die kleinigheden regelt de Minister van
Justitie naast grote zaken ook nog allemaal. Neen het gaat niet over
ondergeschiktheid op een klein punt, het gaat om ondergeschiktheid op
een groot punt, te weten op het meest elementaire stuk van de politie
taak: de handhaving van de openbare orde. De handhaving der openbare
orde is voorwaar geen kleinigheid, zij is zelfs de primaire taak van
de staat t.a.v. de natie en de primaire taak van de burgemeester t.a.v.
de burgerij
De handhaving van de openbare orde kan ook tot complicaties voeren en
voert daartoe in minder gezegende gemeenten als de onze vaak, die te
recht tot de grootste zorgvuldigheid dwingen.
De conclusie moet luiden: "ja" in hoogst-.-belangrijke mate is de dienst
doende rijkspolitieman bij wettelijk voorschrift aan de burgemeester
ondergeschikt
Ik stel nu de tweede vraag aan de orde, te weten of de dienstdoende
rijkspolitieman ook ondergeschikt is aan het gemeentebestuurDie vraag
houdt niet slechts in of de burgemeester ook gemeentebestuur is, maar
zij houdt juist in of aan de burgemeester deze wettelijke bevelvoering
toegewezen is als gemeentebestuur dan wel uit andere hoofde.
Deze vraag moet scherp worden gesteld, ook al is de beantwoording zeer
eenvoudig. Immers was de bevelvoering bij de handhaving van de openbare
orde aan de burgemeester toevertrouwd op een andere titel dan die van
gemeentebestuur, dan lag de zaak óók anders.