Welnu deze bevelvoering over het dienstdoende personeel der rijkspolitie in zijn gemeente is de burgemeester naar mijn mening uitsluitend toever trouwd in zijn functie van gemeentebestuur. Dit kan niet anders zijn want de burgemeester is functioneel uitsluitend wat hij is krachtens de gemeentewet en dat is gemeentebestuur. De burgemeester is in de ge meente functioneel nietsdan wat hij krachtens de gemeentewet is en dat betekent dat hij niets anders is dan gemeentebestuur. Daarvoor leze men voornamelijk titel III van de gemeentewet. Zeker, de burgemeester is gemeentebestuur met exclusieve, met bijzondere taken, maar dat neemt niet weg dat hij enkel en alleen maar is: gemeente bestuur. Met andere woorden hij heeft er voorwat zijn gemeentelijke be voegdheden betreft geen enkele benoeming naast. Van dit feit is uiteraard ook de wetgever op de hoogte en waar de ge meentewet met de uiterste zorgvuldigheid als een onzer oudste wetten is geredigeerd, mag de bedoeling van de wetgever in de letterlijke tekst gelezen worden. Ook de tweede vraag moet dus met "ja" worden beantwoord. En daarmede, geachte leden van de Raad, komt het mij voor dat de toe lating van de Heer van der Sangen tot de nieuwe Raad wegens onverenig baarheid uitgesloten is. Ik betreur dit temeer, omdat ik zelve mijn aktieve leven ben begonnen met te strijden voor meer burgerrechten, in casu voor meer politieke rechten van de politieman. En ik heb daar nog succes mee gehad ook. Mocht dan ook de heer van der Sangen tot in de laatste beroepsinstantie voor zijn zaak opkomen dan zal mij en het gehele College dat slechts aangenaam zijn, mocht hij winnen dan zal ons ook dat aangenaam zijn. Maar bijzonder prettig zouden wij het vinden, indien hij er begrip voor heeft dat wij, met de Raadsleden hier nu eenmaal zitten om de wet - zo als hij luidt - toe te passen en niet om ze te veronachtzamen. Tot slot wil ik er de Raad op wijzen dat ik en het College ons direct na de kandidaatsstelling omtrent deze onverenigbaarheid hebben georiën teerd en bij deskundigen zijn te raad gegaan. Wij hebben ons echter tijdens de verkiezingen van alle commentaar ont houden. Jij hadden daarvoor twéé redenen. De ene reden was dat er niet alleen een rijkspolitieman van der Sangen kandidaat was, maar dat er óók een lijst van der Sangen was en dat diè zijn kans moest hebben naar goed demokratische zeden. De tweede reden was dat t.a.v. de kandidaatsstelling andere regels gelden dan voor de toelaatbaarheid en alles in de wet dient te geschieden naar tijd en plaats. Voorts zou iedereen, die zich werkelijk serieus had willen orienteren, kunnen naslaan wat deskundigen zeggen. Algemeen bekende deskundige schrijvers sluiten de toelaatbaarheid van de rijkspolitieman tot de raad van de gemeente, waarin hij dienst doet volstrekt uit. Ik mag er k noemen. In "De gemeentewet en haar toepassing" van Van Loenen, bewerkt door mr. F.A. Helmstrijd en prof. dr. M. Troostwijk, wordt op pagina 25-16 onder "ondergeschiktheid aan een aanstelling het navolgende gezegd: "Lid van de raad kunnen dus niet zijn ambtenaren die, hoewel zij hun "aanstelling niet aan het gemeentebestuur danken desondanks daaraan on dergeschikt zijn. "De hoofdcommissaris en commissaris van politie zijn daarom, hoewel "door de Kroon benoemd, eveneens als andere ambtenaren van gemeentepoli tie, door de burgemeester benoemd, van het raadslidmaatschap verstoken, "omdat zij allen aan het gemeentebestuur (de burgemeester) ondergeschikt "zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 21