Dit geldt ook voor de ambtenaren van rijkspolitie, die in de gemeente,
"waarin zij dienst doen, onder de bevelen van de burgemeester staan inge-
"volge artikel 35 der politiewet. Deze bepaling verspert hun dus de toe-
"gang tot de raad van die gemeente".
In "Beknopt leerboek voorhet gemeenterecht" van P. Sikkes en A. Zadel,
17e druk 1969, wordt op pagina 58 onder "of daaraan ondergeschikt" hier
over het navolgende gezegd:
"De clausule onder letter f "of daaraan ondergeschikt" ziet b.v. op de
"hoofdcommissarissen en commissarissen van gemeentepolitie, die niet door
"of vanwege het gemeentebestuur aangesteld worden (zie artikel k, eerste
"lid, sub. a, politiewet), doch wel aan het gemeentebestuur (de burge
meester; art. 3 politiewet) ondergeschikt zijn.
"Zij verspert ook aan de ambtenaren van de rijkspolitie de toegang tot de
"raad van een gemeente, waarin zij dienst doen (artikel 35 politiewet).
In "Gemeenterecht voor Bestuursscholen" van B. Burger en A.J. Nieuwenhuizei
wordt op pagina 20 hierover het navolgende gezegd:
"Een ambtenaar van de rijkspolitie zal in de gemeente waar hij dienst doet.
"geen lid van de raad mogen zijn. Ingevolge artikel 35 van de politiewet
"staat de in de gemeente dienstdoende politie (ook rijkspolitie) voor de
"handhaving van de openbare orde onder de bevelen van de burgemeester".
Prof. mr. P.J. Oud, oud-burgemeester, minister van staat, schrijft in zijn
boek "Handboek voor het Nederlands Gemeenterecht" op pagina 172:
"Bij het opstellen van de gemeentewet was men uitgegaan van het beginsel
"dat iedere gemeente haar gemeentelijke politie zou hebben. Daaraan heeft
"het politiebesluit 19^5waarover ik later uitvoeriger zal hebben te
"spreken, een einde gemaakt. In het merendeel der gemeenten wordt de po
litietaak thans uitgeoefend door rijkspolitie. Volgens art. 15, eerste
"lid, van dit besluit staat in de gemeente dienstdoende politie, voor zo-
"ver de handhaving van de openbare orde eh rust aangaat, onder de bevelen
"van de Burgemeester. Daaruit volgt, dat de ambtenaren der in de gemeente
"dienstdoende politie, onverschillig of zij tot de rijks- of tot de ge
meentepolitie behoren, niet tot het raadslidmaatschap kunnen worden toe
gelaten"
Is de nota van het College van B. en W. en mij 'betoog gebaseerd en
beperkt tot de wettelijke bepalingen terzake en al is dit een juiste basis
en een verstandige beperking, ik wil tot slot de Raad er op wijzen dat
bij v/et van 13 november 1969, S 535 is een nieuw artikel 129 in de
gemeentewet ingevoegd luidende:
"De leden van het College van burgemeester en wethouders zijn, tezamen
"en ieder afzonderlijk, aan de raad verantwoording schuldig voor het door
"het College gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door de Raad
"verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is
"met het openbaar belang.
"Gelijke verplichting bestaat voor de burgemeester voor het door hem ge
moerde bestuur".
Door het invoegen van dit artikel kan de burgemeester ter verantwoording
worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid inzake de handhaving
van de openbare orde. Het is duidelijk dat uit deze sinds november 1969
bestaande openbare verantwoordingsplicht over de handhaving der openbare
orde, bijzondere belangstelling voor onveraigbaarheden moet voortvloeien.