- 7 - De rechter in eerste beroepsinstantie is Gedeputeerde Staten, liet alle respect voor de kamerleden, aldus de voorzitter, hadden de vragen beter niet gesteld kunnen worden. liu zou de minister moeten gaan spreken in het tijdsbestek, dat Gedeputeerde Staten een uitspraak als beroepsinstantie moeten gaan doen. Spreker acht het hoogst waar schijnlijk, dat de minister zal antwoorden dat de uitvoerende macht niet treedt in de taak van de rechterlijke macht. Inzake de door enige raadsleden bedoelde 15/J van de bevolking, zegt de VOORZITTER, dat hij duidelijk heeft gesteld, dat een raadslid die de wet moet volgen zeker enige lieden zal teleurstellen. Dit wordt door enige raadsleden betreurd, maar de voorzitter en het college betreuren dit ook. Wanneer, aldus de voorzitter, 157> van de kiezers het betreuren dat de- heer van der Gangen niet wordt toegelaten, dan is het aan de heer van der Sangen om zijn kiezers niet teleur te stellen. Voorzitter hoopt dat betrokkene in beroep zal gaan. Vervolgens gaat wethouder WESTERTERP uitvoerig in op de door de heer van Rijckevorsel geuite klacht. Hij heeft behoefte om te antwoorden in de raad omdat zijn naam her haaldelijk genoemd is als zou hij om persoonlijke motieven tegen de toelating van de heer van der Sangen zijn. De pers heeft het zeer hoog opgeschroefd. Zo kon men in De Stem lezen waar naast de kop "President Nixon trekt troepen uit Cambodja" stond :Beroering in Nieuw-Ginneken"waarin uitsluitend de visie van één partij was weergegeven. Was het gewraakte artikel in De Stem van afgelopen woensdag betreft, aldus wethouder Westerterp, dit is het gevolg geweest van de vraag van een journalist naar een reactie op de in de krant vele malen geplaatste bewering dat spreker de voornaamste drijfveer zou zijn achter de niet- toelating van de heer van der Sangen. Betrokkene had de journalist er op gewezen, dat als hij eerder contact had opgenomen met het gemeente bestuur, deze kwestie mogelijk niet in de gevoelssfeer was gekomen, maar duidelijk was komen vast te staan welke beweegredenen het college tot zijn ingenomen standpunt hebben geleid. Hierbij had betrokkene er op gewezen dat de Inspecteur-Generaal van de Rijkspolitie in zijn eerste schrijven de zaak te absoluut had gesteld. De journalist heeft nadien het gemeentebestuur verweten, dat het slechts een gedeelte van de brief van de Inspecteur-Generaal van 30 juni 1970, welke na vorenstaande brief werd verzonden, had aangehaald. Daarom leest wethouder '/ESTERTERP de brief in zijn geheel voor. Het niet aangehaalde gedeelte had betrekking op het rijksambtenaren- regelement en heeft met de gemeentewet, op grond waarvan de raad moet beslissen, niets te maken. Ook zijn er geen vragen gesteld alleen aan de minister van Justitie maar ook aan de Minister van Binnenlandse Zaken, omdat de uitvoering van de Kieswet behoort bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Enkele kranten, aldus de wethouder WESTERTER?, deden het voorkomen dat het een persoonlijke kwestie was. Dit is niet waar. Spreker heeft de heer van der Sangen in een onderhoud op 2 juni ten zijne huize uitdrukkelijk dit verzekerd, doch tevens medegedeeld, dat volgens de handboeken een rijkspolitieman niet kan worden toegelaten tot de raad van de gemeente waarin hij is geplaatst. Daarop heeft ook de heer van der Sangen verklaard, dat deze zaak door hem niet persoonlijk werd gespoeld en dat hij, eenmaal in de raad, spreker tot wethouder wilde verkiezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 27