-6-
De heer VAN GESTEL informeert, of er nog iets te verwachten is van de
komende nieuwe bibliotheekwet. De VOORZITTER zegt, dat hier nog weinig
van bekend is, maar de verwachting is, dat het maximaal voor de gemeente
misschien een 10.000,zal schelen.
De heer VAN OOSTERBOSCH zegt, dat hij niet streeft naar centrale voor
zieningen te Ulvenhout, maar wel naar minimale kosten voor de gemeente.
Als men ziet naar de begrotingen 1967 en 1971 van de bibliotheek, dan
vindt hij de kostenstijging toch wel erg groot.
De VOORZITTER meent, dat men - als het aantal kinderen toeneemt - ook
niet kan zeggen: we zullen maar géén scholen bouwen. Zo moeten we ook
de groei van de bibliotheek niet afremmen. Een vervelend aspect is er:
de bibliotheekvoorziening in het nabij gelegen gedeelte van Breda is
slecht. Komen er veel leden uit Breda, dan kost dat Nieuw-Ginneken geld.
Er zijn dan twee mogelijkheden: men kan bij Breda aankloppen, om een
bijdrage in de kosten, maar anderzijds kan men zich toch ook afvragen:
waarom zou een randgemeente de grote broer niet in bepaald opzicht mo
gen steunen?
Y/ethouder WESTERTERP merkt op, dat de bibliotheek eerst in 1970 met een
tekort is komen zitten. De moeilijkheid is, dat het rijkssubsidie voor
een filiaal slechts ^0% bedraagt. Anderzijds is het zo, dat voor huur
0 van de bibliotheekruimte in de sportzaal straks de economische huur
waarde zal worden berekend. De exploitatie van die zaal wordt daardoor
gunstig beïnvloed. En overigens heeft de vorige Raad zelf besloten,
dat in de sportzaal Bavel accomodatie voor de bibliotheek zal komen.
Zou de Raad de suggestie van de Heer Oosterbosch volgen, en alleen
voor de jeugdbibliotheek subsidiëren, dan valt het rijkssubsidie geheel
weg, en wordt de financiële situatie er niet beter op. Ook het College,
aldus de WETHOUDER, is geschrokken van de financie'le consequenties.
Maar die zijn een gevolg van de omstandigheid, dat er in de gemeente
slechts één openbare bibliotheek kan zijn.
Wanneer de WETHOUDER ziet naar het aantal leden van de bibliotheek, in
verhouding tot het aantal leden van andere sociale voorzieningen, dan
vindt hij de hogere kosten toch wel verantwoord.
De heer PEGEL zegt, dat er zoveel gepraat is over de post voor de
bibliotheek, omdat er zoveel verwarde stukken onder de ogen der raads
leden zijn gekomen; de kosten waren daaruit moeilijk te destilleren.
Hij meent, dat het belang van een goede bibliotheekvoorziening niet
onderstreept behoeft te worden. Zelf heeft hij er versteld van gestaan,
hoeveel kinderen van de bibliotheek gebruik maken. We moeten er dus voor
zorgen, dat de gelegenheid daartoe open blijft, ook in de komende jaren.
Zo ds het ook gewenst, dat de jeugd van Galder een bibliotheekvoor
ziening krijgt.
Maar hij meent, dat de bibliotheek zich toch wat zal moeten beperken.
De zaal komt er, doch met de inrichting kun je temporiseren, met name
voor de volwassenen; de uitgroei voor de jeugd moet notmaal doorgang
vinden.
Wethouder WESTERTERP zegt, hieruit te begrijpen, dat de heer Pegel met
de bibliotheekvoorziening voor Bavel kan instemmen, mits matiging wordt
betracht ten aanzien van de inrichting. Zou het voorstel van de Heer
van Oosterbosch gevolgd worden, dan geeft dat verschillende bezwaren:
ten eerste komt het rijkssubsidie in gevaar, en ten tweede komt dit
neer op het afschaffen van een culturele voorziening.
De WETHOUDER zegt, dat het College graag zal overleggen met het Bestuur
van de Bibliotheek, in hoeverre matiging kan worden betracht. De VOOR
ZITTER is dezelfde mening toegedaan.
De heer VAN OOSTERBOSCH besluit met te wijzen op het tekort, dat Bouvigne
tot sluiting noopt: 1 millioen. Hij zou het erg vinden, als we b.v. in
1975 de bibliotheek zouden moeten sluiten, omdat de gemeente het finan
cieel niet meer kan opbrengen.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij de Heer van Oosterbosch in deze gerust
kan stellen: de lasten zullen zelfs zonder belastingverhoging wel opge
vangen kunnen worden!