OPENBARE VERGADERING VAN DE RAAD DER GEMEENTE NIEUW-GINNEKENGEHOUDEN
OP VRIJDAG 7 MEI 1971.
Aanwezig: de Leden van de Raad:
M.P.A. AARTS, A.B.VAN ALPHENA.JJ.VAN GESTEL,H.M.C.J.VAN GILS,
J.H.VAN GILS, A.CHUIJBEN, J.A.VAN LOON,A.A,H.NOOREN, H.A.M.
OOMEN, W.C.S.VAN OOSTERBOSCH, IR .R.H.PEGEL, C .J .VERKOOIJEN EN
DRS.TH.WESTERTERP.
Voorzitter: DR.W.L.P.M. DE KORT
Secretaris: MR.DRS.Th. BOSSINK.
De VOORZITTER OPENT DE VERGADERING MET HET GEBRUIKELIJKE GEBED, en
stelt vervolgens aan de orde:
1AFLEGGEN EED OF BELOFTE INGEVOLGE ARTIKEL 45 DER GEMEENTEWET DOOR
HET TOEGELATEN LID A.C. HUIJBEN:
Door de Heer A.C. HUIJBEN worden in handen van de Voorzitter achter
eenvolgens de zuiveringseed en de ambtseed afgelegd.
De VOORZITTER feliciteert betrokkene, en heet hem welkom in de Raad.
2. VASTSTELLING NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERING VAN 19 MAART 1971:
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden deze ongewijzigd
vastgesteld.
3. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN:
Ten aanzien van punt b (begroting 1971 regionaal woonwagenkamp Breda),
merkt de heer PEGEL op, dat de brief van Breda erg vaag is. Niet
duidelijk te lezen is, of de bijdrage per inwoner 0,30 dan wel ƒ0,60
bedraagt.
Speciaal is hem echter de grote toename van de jaarlijkse kosten op
gevallen, nl. van ongeveer 350.000,in 1970 tot ongeveer ƒ450.000,-
in 1971.
De VOORZITTER wijst er op, dat diverse verbeteringen in het kamp zijn
aangebracht; ook de personeelskosten zijn gestegen. Verder is het zo,
dat de provincie deze begroting ter goedkeuring krijgt voorgelegd.
De heer PEGEL blijft van mening, dat de kostenstijging toch wel erg
hoog is.
Wethouder WESTERTERP zegt - namens het College - toe, dat de opmerking
van de heer Pegel aan Breda zal worden overgebracht.
Bij punt f. (motie gemeenteraad Oostellingwerf inzake de B.B.), meent
de heer PEGEL, dat de Raad zijn instemming zou kunnen betuigen. De
VOORZITTER antwoordt, dat de Raad tot heden de gewoonte heeft gehad,
slechts in zeer uitzonderlijke gevallen moties van andere gemeenten
te steunen. Hij zou deze gedragslijn willen continueren. Ook in dit
geval lijkt het verstandig, er niet op in te gaan.
De heer PEGEL kan zich hiermede verenigen.
Bij punt 1. (circulaire Gedeputeerde Staten inzake salariëring burge
meesters enz.), wil de heer PEGEL opmerken, dat de door de provincie
gevolgde procedure (indien binnen 6 weken geen bericht, dan wordt
instemming aangenomen) bij hem vragen op roept.
De betreffende circulaire van 17 maart is eerst op 29 maart ingekomen.
De VOORZITTER antwoordt, dat deze methode door de provincie gevolgd
wordt om te voldoen aan de wettelijke eis, dat de Raad gehoord moet
worden. De invloed van de Raden is erg klein. Daarom wordt dit min
of meer als een formaliteit gezien.
De op de agenda en aanvullende agenda vermelde stukken worden hierna
zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen.