Het is echter bijzonder moeilijk, zo'n bedrag weer vrij te maken. "Uiteindelijk wordt door het batig slot van een dienstjaar de saldireserve versterkt. Ook de liquiditeit wordt er gunstig door beïnvloed. De VOORZITTER vult hierbij aan, dat eventueel in een minder gunstig jaar beschikt kan worden over 1/30 van de saldireserve; zo'n jaar profiteert dan van betere tijden. De heer PEGEL stelt, dat afgezien van de vrijgekomen kapitaalslasten toch een bedrag van circa 60000,op andere manier besteed had kunnen worden. De VOORZITTER zegt, dat ook dit op moeilijkheden stuit, gezien de eis, dat boeking moet plaats hebben in het dienstjaar, waarin tot een uitgave wordt besloten. Hij kan overigens de verzekering geven, dat het College zoveel in zijn vermogen ligt er naar streeft, tijdig met nieuwe uitgaaf ramingen te komen. Maar dit is zeer moeilijk, wanneer de meevallers voor de begroting, eerst zo laat bekend worden. De heer VAN GILS zou graag in de loop van het jaar geïnformeerd worden over de stand van de post "Onvoorzien", en van de verwachte ontwikkeling terzake. Hij geeft het College in overweging, hieraan het maximaal mo gelijke te doen. De VOORZITTER zegt ten deze graag de medewerking van het College toe. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 9. AANGAAN VASTE LENINGEN EN/OF KASGELDLENINGEN: Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 10. VERBETERING VAN DE STRAATVERLICHTING IN DE DORPSTRAAT EN EEN GEDEELTE VAN DE MOLENSTRAAT TE ULVENHOUT. De VOORZITTER onderstreept, dat het tussen plaatsen van de vrijkomende oude masten in de minder goed verlichte straten met zich brengt het ver plaatsen van de lantaarns, die er al staan. De verplaatsingskosten worden geraamd op 768A,exclusief B.T.W.. De heer J.H. VAN GILS, zegt te betwijfelen, of het tussen plaatsen van 3^ masten het verplaatsen van een precies even groot aantal met zich zou brengen. Dat aantal zou groter of ook kleiner kunnen zijn. De VOORZITTER beaamt dit, onder opmerking, dat het College ook gedacht heeft aan de mogelijkheid, de vrijkomende masten te verplaatsen naar de buitenwijken. De heer VERK00IJEN vindt het ook beter, de vrijkomende lantaarns te ver plaatsen naar b.v. de Cauwelaerseweg en de Strijbeekseweg. De Heer VAN ALPHEN vraagt, dan ook aan Galder te denken. De situatie van af de school tot de grens is hopeloos. Ook andere delen van Galder kunnen best wat verlichting gebruiken. De heer VAN LOON is dezelfde mening toegedaan: hij gelooft, dat de ver lichting niet tot de "binnenstad" beperkt moet blijven. Wethouder 00MEN zegt, dat in de laatste vergadering van Burgemeester en Wethouders ook al tersprake is geweest, het verplaatsen van de lantaarns naar de buitenwijken. Het College wilde echter graag de Raad gelegenheid geven, zich hierover uit te spreken. De heer VAN ALPHEN vraagt zich af, of Burgemeester en Wethouders niet beter een voorstel hadden kunnen doen, in welke buitenwijken huns inziens het eerst lantaarns geplaatst zouden moeten worden. Ook de Heer VAN OOSTERBOSCH stelt de vraag, hoe het College de prioriteit van de buiten wijken ziet. Nadat de VOORZITTER heeft toegezegd, na goedkeuring van het krediet door Gedeputeerde Staten een plan aan de Raad te zullen voorleggen, wordt zonder hoofdelijke stemming accoord gegaan met het beschikbaarstellen van het gevraagde krediet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 72