De heer HUIJBEN vraagt verder, of bij de vervanging van de verlichting
in Dorpstraat/Molenstraat ook gedacht is aan de met verkeerslichten be
veiligde oversteekplaats voor voetgangers.
Wethouder OOMEN antwoordt hierop bevestigend.
Verder informeert de heer HUIJBEN, naar aanleiding van vragen van de zijde
van de winkeliersvereniging en de horeca-sectorwelke mogelijkheden er nu
c-nin de toekomst zijn ten aanzien van de vestiging van kampeerbedri jven.
Eén camping zal moeten verdwijnen, of althans inkrimpen. Gaat de gemeente
nu andere voorzieningen treffen? Men kijkt naar andere gemeenten, waar
wél campings gevestigd worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat volgens het provinciaal groen-plan en ook
volgens het bestemmingsplan van de gemeente, er in Nieuw-Ginneken géén
campings gevestigd mogen worden. De camping die er is, mag niet uitge
breid worden.
Een eventuele wijziging in dit plan zou de instemming moeten hebben van
het provinciaal bestuur. DAG-recreatie is wél mogelijk. En in Chaam en
Zundert mogen inderdaad ook campings gevestigd worden.
Op een vraag van de Heer VAN ALPHEN, zegt de VOORZITTER nog, dat ook in
het gebied van de Galderse Meren geen verblijfsrecreatie toegestaan is,
v/el dagrecreatie. Diverse bedrijven hebben al geprobeerd, hier een camping
te vestigen, maar zonder succes.
De Keer HUIJBEN vindt, dat het toch wel aan te bevelen is, dat aan de
buitenkant van de dorpskernen campings kunnen verrijzen. De VOORZITTER
antwoordt, dat het landschapsschoon zich hiertegen verzet. Verder zegt
hij op een vraag van de Heer HUIJBEN nog, dat de vorige Raad zich reeds
op hec hier door hem vertolkte standpunt heeft gesteld. Een afwijkend
besluit, aldus de VOORZITTER, verdient geen aanbeveling.
De heer A.A.H. NOOREN zegt, geconstateerd te hebben, dat bijna op elke
raadsagenda verzoeken van schoolbesturen voorkomen. Hij vraagt, of het
niet mogelijk is, aan de schoolbesturen in overweging te geven, voortaan
in het begin van het jaar een overzicht te geven van alles, wat zij dat
jaar denken aan te vragen.
De VOORZITTER zegt, dat een groot deel van de aanvragen voortkomt uit de
stijging van het inwonertal. Overigens heeft het gemeentebestuur vroeger
reeds hetzelfde gevraagd als de Heer Nooren nu. Maar het schijnt heel
moeilijk te zijn voor de schoolbesturen, om aan zo'n verzoek te voldoen.
De VOORZITTER meent wel, dat het prettig zou zijn, wanneer eens een einde
kwam aar. de grote stroom verzoeken. Vast staat, dat het onderwijs op deze
scholen echt goed is, maar overdrijving is niet nodig.
De heer J.H. VAN GILS meent, dat éénmaal per jaar een verzoek indienen
een grote gok wordt, vooral wanneer scholen zo hard groeien zoals in Ul-
venhout Let geval is.
De heer VAN OOSTERBOSCH vraagt zich af, of de gemeente ooit wel eens
"neen" zeg-, tegen de schoolbesturen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het College de aanvragen wel degelijk be
kijkt. De Raad hoort echter weinig, van hetgeen al vooraf besproken is
door schoolbestuur en gemeentebestuur. Het vervelende echter is, dat de
gemeente vergoedingen van het Rijk krijgt naar geheel andere maatstaven,
dan wat het de gemeente kost. De VOORZITTER meent, dat er wellicht scherpe
toezicht zou zijn vanwege de schoolinspecties, wanneer dezen bij de goed
keuring binner. het raam van een rijksbegroting zouden moeten blijven.
Nü is de situatie zó, dat als de schoolinspectie met een verzoek instemt,
de gemeente nauwelijks iets anders kan doen dan medewerking verlenen.
De heer PEGEL ziet als een bezwaar, dat een school dan weer met een
langdurig procedure zou moeten worstelen, wat weer tot achterstanden aan
leiding zou kunnen geven. Verder meent hij, dat je 't goede van nu zou
gaan missen, zonder het slechte veel te verbeteren. De heer PEGEL
vraagt zich af, wat er op tegen is, dat de schoolbesturen in het begin
van het jaar aanvragen indienen voor het gehele jaar; het gaat er toch
om extra leermiddelen wegens stijging van het aantal leerlingen, om
betere methodes, e.d..