-3- De Heer VAN OOSTERBOSCH merkt op, dat hij een advies heeft gekregen van een landschapsdeskundigede Heer F.Paulussen, die ook adviseur is van Rijkswaterstaat voor Brabant en Limburg. Hij leest de betreffende brief voor. De inhoud komt neer op het voorstel,, de bomen van de Rooiakker naar elders te verplantenb.v, naar de Pekhoeve. De VOORZITTER antwoordtdat ook het College wel gedacht heeft aan ver planten, maar gevreesd wordt, dat de tuintjes daardoor geruïneerd zullen worden. MEVR. VAN MACKELENBERGH-VAN PEPPEN zegt, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders zeer onverwacht komt. Ook het idee, de bomen te verplanten. Zij vraagt, of het mogelijk is de inwoners hierin te kennen. De VOORZITTER antwoordt, dat het kaartje niet eerder toegezonden is, om te voorkomen, dat het door berichten in de krant een storende werking zou krijgen. De Heer VAN ALPHEN is het volledig eens met Mevr. van Mackelenbergh-van Peppen. Ook hij zou graag het oordeel van de bewoners horen. De Heer VAN LOON constateert, dat de mensen op de Rooiakker niet blij zijn met de bomen. Hij kan geen argumenten vinden, de bomen te laten staan. De inwoners wonen toch vlak bij de bossen. De VOORZITTER merkt op, dat deze redenering er toe leidt, dat géén bomen meer geplant worden. De Heer VAN ALHEN wijst er op, dat het niet eenvoudig is zulke bomen te verplanten. Om het goed te doen, moeten eerst de wortels los gemaakt worden, en dan moeten ze ongeveer een jaar de gelegenheid hebben fijne wortels te vormen:eerst daarna kan verplaatsing met kans op succes ge beuren. De VOORZITTER zegt, ernstig te moeten ontraden, eerst tot. een raadpleging van de desbetreffende bewoners over te gaan. Hij wijst hierbij op artikel 51 der gemeentewet: "De (raads)leden stemmen zonder last van of rugge spraak met hen, die benoemen"S De leden van de Raad mogen hun mening dus niet laten bepalen door die van de bewoners. Daarmede zou men in strijd komen met de afgelegde ambtseed. Overigens merkt hij nog op, dat wanneer nu 2 van de 3 bomen verwijderd worden, en zou blijken, dat de overblijvende bomen óók nog te grote over last veroorzaken, altijd nog besloten kan worden, ook de overgebleven bo men te rooien. Mede gezien de afwezigheid van twee raadsleden, is er echter wel iets voor te zeggen, de stemming aan te houden tot de volgende raadsvergadering. De Heer VAN OOSTERBOSCH zegt, wel voor aanhouden te voelen. De Heer PEGEL echter is van mening, dat in deze vergadering gestemd zou moeten worden over het voorstel, waarover de vorige keer de stemmen staakten, nl. over het laten uitbrengen van een deskundigenrapport. Er ligt nu een ongevraagd rapport. Hij vindt het juister, dat nu opnieuw gestemd wordt Verder merkt hij ten aanzien van het voorstel van Burgemeester en Wet houders op, dat hem één ding niet duidelijk is: de bomen zijn leibomen; daartoe worden ze regelmatig kort gesnoeid. Maar als er nu 2 van de 3 uitgaan, zijn het géén leibomen meer® De Heer PEGEL wil daarom voorstellen, eerst te stemmen over het laten uit brengen van een deskundigen-rapport, en daarna over het voorstel van Burge meester en Wethouders. De Heer VAN ALPHEN doet de suggestie, dat de op de publieke tribune aan wezige mensen van de Rooiakker door zitten en opstaan hun mening geven. De VOORZITTER reageert hierop met de opmerking, dat dit verdacht veel lijkt op het houden van ruggespraak. De Heer van Alphen bedoelt, het goed, maar de VOORZITTER onderstreept nogmaals, dat een raadslid zijn stem niet mag laten afhangen van het aantal mensen, dat opstaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 16