-2-
De VOORZITTER wijst er op, dat de Raad in dit geval géén bouwvergunning mag
verlenen. Zelfs als dit met algemene stemmen toch zou worden besloten, zou
hij het besluit niet kunnen uitvoeren, omdat het in strijd is met de wet.
De VOORZITTER adviseert daarom, de beslissing op dit beroepschrift aan te
houden tot de volgende vergadering, en intussen aan Gedeputeerde Staten het
standpunt van de Raad kenbaar te maken.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord.
Overigens worden alle op de agenda vermelde ingekomen stukken en mededelingen
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen.
3. BENOEMING LEDEN EN PLAATSVERVANGENDE LEDEN VAN DE COMMISSIE VOOR GEORGANI
SEERD OVERLEG IN DE GEMEENTE NIEUW-GINNEKEN
De VOORZITTER laat overgaan tot schriftelijke stemming.
De Heren VAN LOON en VAN ALPHEN vormen met de Voorzitter het stembureau.
Na opening der stembriefjes, blijkt, dat met algemene stemmen zijn benoemd
tot leden: MEVR. F. VAN MACKELENBERGH-VAN PEPPEN en de heer A.C. van ALPHEN, en
tot plaatsvervangende leden de Heren A.C. HUIJBEN EN C.J. VAN DEN OUWELAND.
Desgevraagd verklaren zij zich bereid, hun benoeming aan te nemen.
4. BENOEMING LEDEN VAN DE COMMISSIE TER BEPALING VAN HET BEDRAG INGEVOLGE ARTIKEL
101 DER LAGER ONDERWIJSWET 1920:
De VOORZITTER laat weer overgaan tot schriftelijke stemming, en opnieuw vormen
de Heren VAN LOON en VAN ALPHEN met hem het stembureau.
Na opening der stembriefjes blijkt, dat met algemene stemmen tot leden zijn be
noemd: MEVR. F. VAN MACKELENBERGH-VAN PEPPEN, en de Heren VAN ALPHEN, VAN GILS,
VAN DEN OUWELAND, en PEGEL.
De vier eerstgenoemde verklaren zich bereid hun benoeming te aanvaarden. De heer
Pegel heeft reeds schriftelijk bericht, met een eventuele benoeming accoord te
gaan.
5. VERZOEK STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS H. LAURENTIUSPAROCHIE ULVENHOUTOM
UITBREIDING VAN HET AANTAL UREN VAKONDERWIJS:
De Heer VAN ALPHEN merkt op, dat ook vakonderwijzers voor muziek worden ge
vraagd; de Inspecteur zegt daarvan, het wel wenselijk, maar niet noodzakelijk
te achten.
De VOORZITTER zegt, dat ook het College van de wenselijkheid, wel overtuigd is,
maar gezien de financiële consequenties wordt toch voorgesteld, hier niet op in
te gaan
De Heer VAN GESTEL vraagt, of de bedoeling is, dit soort onderwijs te laten geven
door vak-leerkrachten. De VOORZITTER kan hierop bevestigend antwoorden. Dit
gaat enigermate in de richting van het middelbaar onderwijs.
MEVR. VAN MACKELENBERGH-VAN PEPPEN wijst er opdat er in Jeugdland een prachtige
accomodatie is. Maar het onderwijs in lichamelijke oefening wordt niet gegeven,
zoals het eigenlijk zou moeten.Dit is toch wel van belang voor de kinderen van
6-12 jaar, gezien de groei, die ze juist in die leeftijd meemaken.
De VOORZITTER zegt, dat de onderwijzers wel een bevoegdheid hebben om dit onder
wijs te geven, maar de meesten zijn natuurlijk geen vakleerkrachten.
De Heer VAN GESTEL vraagt zich af, wat de onderwijzers gaan doen in de tij$
waarin vakleerkrachten hun taak uit handen nemen.
De VOORZITTER kan deze vraag niet beantwoorden, maar hij wijst er op, dat de
Inspecteur dit soort vakonderwijs alleen maar wenselijk vindt, niet noodzakelijk.
Hierop antwoordt MEVR. VAN MACKELENBERGHdat dit antwoord van de Inspecteur
feitelijk voortvloeide uit de formulering van de vraag door Burgemeester en Wet
houders
Dit geeft de Heer VAN GESTEL aanleiding op te merken, dat nooit gebleken is, dat
de Inspecteur zo maar het standpunt van de gemeente volgt.