Bovendien bestond bij een procedure via Gedeputeerde Staten het risico,
dat men de gevraagde verklaring zou weigeren, omdat zoals bij vorige
aanvragen reeds het geval is geweest, men van mening zou kunnen zijn
dat de thans door aanvrager bewoonde woning Roosbergseweg 2 niet meer
tot een argrarisch bedrijf zou gaan behoren en door het bouwen van een
nieuwe woning een ongewenste burgervestiging in het buitengebied zou
worden bevorderd.
Deze moeilijkheden zijn door de dienst van openbare werken met
de architekt van de aanvrager besproken die hier toen volledig begrip
voor had.
Vanwege de gemeente wordt het stichten van een compleet nieuw
bedrijf, dus woonhuis met stal, gezien als een bona-fide zaak. Gezien
de ligging van de bestaande gebouwen van de aanvrager ten opzichte van
zijn grond is het niet doelmatig bij zijn bestaande woning Roosbergse
weg 2 een nieuwe moderne loopstal te bouwen.
Hij zou dan met zijn vee steeds 2 wegen moeten oversteken om van zijn
weilanden in de stal te komen.
Aanvrager heeft het steeds erg bezwaarlijk gevonden dat de bouw
vergunning hem niet op veel kortere termijn kon worden verleend.
Zijn architekt heeft op 26 mei 1974 een bouwaanvrage ingediend
voor het bouwen van een loopstal (gedagtekend 29 april 1974) en een af
zonderlijk bouwaanvrage voor het bouwen van een woonhuis. Hierbij is hem
vanwege de dienst van openbare werken en bouwtoezicht toegezegd, dat ge
tracht zou worden de aanvragen zo spoedig mogelijk na 10 september 1974
afgewerkt te krijgen.
Enkele weken na het indienen van de bouwaanvragen is ernstige twij
fel gaan bestaan of hier wel sprake is van het stichten van een bona-fide
bedrijf en is het vermoeden gerezen dat het alleen gaat om de bouw van
een nieuwe woning.
Nadien is de zaak door openbare werken besproken met de architekt van aan
vrager.
Hierbij is de architekt aangeraden de bouwaanvrage voor het woonhuis terug
te nemen en op een later tijdstip in te dienen. Voorkomen moet immers worden
dat kwasi-argrarisch gebouwd wordt. De bouwvergunning voor de loopstal zou
dan onmiddellijk na het vervallen van het voorbereidingsbesluit kunnen
worden verleend en voor liet woonhuis zou dan eventueel enkele maanden kun
nen worden gewacht tot met de bouw van de stal begonnen en hiermede vol
doende vordering was gemaakt. De tijdsruimte tussen de twee bouwaanvragen
was nodig om gelegenheid te krijgen om binnen de in de bouwverordening ge
stelde termijn op de bouwaanvragen te kunnen beslissen.
De