De architekt kort zich toen geheel met deze gang van zaken verenigen, wat
ook uit het feit dat hij op 12 augustus 1974 (gedagtekend 9 aug. 1974) een
nieuwe bouwaanvrage voor het woonhuis heeft ingediend, bleek.
De aanvrager moet, vanwege zijn architekt, van deze gang van zaken op de
hoogte geweest zijn, wat blijkt uit het feit dat hij de bouwaanvrage op
9 augustus ondertekend heeft, evenals de architekt zulks heeft gedaan.
Hij heeft toen niet gesteld dat hij door deze gang van zaken in moeilijk
heden zou komen met de koper van zijn bestaande pand. Moeilijkheden be
treffende de rente-subsidie t.a.v. zijn loopstal zijn tot voor kort nooit
ter sprake gekomen.
Op 11 september 1974, daags na het verlopen van het voorbereidings-
besluit, is de bouwvergunning voor de loopstal verleend en indien aanvra
ger zo spoedig mogelijk daarna met de bouw van de stal was begonnen en
hiermede voldoende voortgang had gemaakt zou het mogelijk geweest zijn
dé bouwvergunning voor het woonhuis zonder enige voorwaarde op korte ter
mijn te verlenen.
Aanvrager heeft het zelf in de hand gehad de bouwvergunning voor het
woonhuis te bevorderen door de grootst mogelijke spoed te betrachten met
de bouw van de stal.
Om de zaak formeel af te ronden is op 12 oktober 1974 de bouwver
gunning onder voorwaarde verleend.
Tegen de in de bouwvergunning gestelde voorwaarde, dat eerst met
de bouw van het woonhuis mag worden begonnen nadat de loopstal is ge
bouwd, komt aanvrager in beroep.
In zijn bezwaarschrift geeft hij een uitvoerige motivering. Kortheids
halve kan worden verwezen naar het bijgevoegde afschrift van het be
zwaarschrift.
Op zijn voorstel hem andere voorwaarden op te leggen, o.a. het storten van
een waarborgsom en het opnemen van een bepaling dat hij de woning geduren
de een aantal jaren zal bewonen kan, afgezien van de juridische bezwaren
welke tegen dergelijke bepalingen bestaan, niet worden ingegaan. Zelfs af
gezien van het feit, dat de wet limitatief bepaalt de voorwaarden welke
aan een bouwvergunning kunnen worden verbonden.
Een voorwaarde aan een publiekrechtelijke vergunning om een geldsbe
drag te storten is juridisch niet bindend. Het gestorte bedrag zou, als
zijnde onverschuldigd betaald, op elk moment door betrokkene kunnen worden
teruggevorderd.
De rente-subsidie, waarover in het bezwaarschrift wordt gesproken, had doo
aanvrager in een veel vroeger stadium aangevraagd kunnen worden.en hierop
zou dan wellicht reeds een beslissing zijn genomen.