_7~ 4, De VOORZITTERde scheidende burgemeester Dr, W»L»P»M» De Kort, spreekt hierna het navolgende dankwoord Mevro en Mijne Heren Leden van de Raad» Volgens de agendawelke ik voorgelegd gekregen heb, ben ik thans aan het woord» Mijnheer Oomen, Mijnheer Van Loon en Secretaris U hebt mij toege sproken en gij hebt woorden van dank en waardering tot mij gericht» Datgene wat U gezegd hebt namens de raad, namens het College en namens het personeel, is Uw eigen oprechte oordeel» Zo denkt U erover» Ik heb dat beluisterd, ik heb daarin een bijzondere welwillendheid ontmoet.\in het treffen van Uw oordeel, maar bovenal is het Uw oordeel en ik meen aat ik daaraan niets aan moet toedoen en daaraan niets moet afdoen» U hebt Uw mening toegesproken, hetzij zo, ik aanvaard dit oordeel en aan vaard dit ook -nog eens met plezier, Ik ben U ook bijzonder erkentelijk voor de woorden van lof die U gericht hebt aan mijn vrouw, en tegenover dat oordeel dacht ik dat ik mij wat vrijmoediger kan opstellen» Inderdaad het is zo, ik zou mij de vraag kunnen stellen, waar zou ik zijn wanneer ik bij het beleid hier in de gemeente, niet aan mijn zijde had gehad, laat ik nu maar zeggen een vrouw die er ook verstand van had, hoe het moest gebeuren, en die bij haar verstand gedreven werd door een bij zonder grote toewijding om datgene te doen wat zij meende te moeten doen» Mijn vrouw heeft mij in mijn werk in mijn ambtswerk terzijde gestaan, maar het is mij ook opgevallen, dat U hetzelfde gezien hebt, wat ook ik heb ge zien, dat zij ook met eigen oordeel en eigen werk aan de zorg voor het belang van de gemeente heeft deelgenomen. U hebt dat belangrijk geacht, met mij, ik vind dit ook belangrijk» U hebt haar daarvoor toegekend de zilveren erelegpenning van de gemeente Nieuw-Ginneken en als eerste vrouw, die deze legpenning krijgt uitgereikt, denk ik dat ze daar bijzonder mee in haar schik zal zijn» Beste Leden van de Raad, ik heb mij afgevraagd wat ik vandaag tot U zou zeggen, en ik ben al vrij snel tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk alleen maar passend is, op deze dag mij tot U te richten met woorden van dank. Ik heb vanmorgen bij het défilé de burgerij en het verenigingsleven mogen bedanken. De burgerij, die zoals U gehoord hebt, in de laatste 14 jaren bijna verdubbeld is, maar waaruit toch gegroeid is, zij het nog niet hele maal uitgewassen, in ieder geval toch bèzig is te groeien een nieuwe ge meenschap van mensen die weten dat zij Nieuw-Ginnekenaren zijn, die ver deeld zijn over drie bijzonder mooie kerkdorpen, t.w» Galder-Strijbeek, Ulvenhout en Bavel» Wanneer zij menen dat deze gemeente voldoende is uitgegroeid (ze mag nog een beetje uitgroeien naar mijn smaak, niet al te veel meer, maar dat is op objektieve grond zo gesteld, bij de gemeentenaren is dat op subjektieve groiïden gesteld)dan moet men daarin geloof ik ontdekken, dat men zich is gaan voelen als lid van deze gemeente en dat men deze gemeente wil be hoeden voor een misgroei, die o.a. ook tot uitdrukking komt in een te sterke groei. Ik geloof dat dit verschijnsel een verschijnsel is met een positieve in houd, de inhoud van de gemeenschap die zich gaat bevestigen. Wanneer ik dat nu zo zeg dan denk ik hieraan, ik heb in de laatste dagen zo wel eens tegen mijn vrouw gezegd, ik geloof dat ik op tijd gekomen ben als burgemeester van deze gemeente, en ik geloof dat ik op tijd ga als burgemeester van deze gemeente»

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 55