-4-
De Heer VAN DE VEN neemt het woord, als nieuwe Voorzitter van de Raad.
Leden van de Raad, zeer geachte vertegenwoordiger van de Commissaris
van de Koningin, Dames en Heren, graag wil ik vooreerst uiting geven
aan de gevoelens die mij op dit moment bezielen.
Gevoelens van vreugde, van schroom, en van diepe dankbaarheid.
Vreugde omdat de benoeming tot Burgemeester van Nieuw-Ginneken, de
vervulling is van een verlangen om als bestuurder mede leiding te
geven aan de ontwikkelingen die ons allen raken binnen het gemeente
lijk bestel.
Vreugde ook omdat de vervulling van dit ambt bijzonder voldoening kan
schenken bij het behartigen van de publieke zaak, vreugde tenslotte
omdat ik dit ambt mag vervullen in een zo mooie gemeente als Nieuw-Ginneken.
Tegelijk is dit gevoel van vreugde vermengd met schroom, schroom, omdat
enerzijds het publieke belang een volledige en niet aflatende inzet
vraagt en die wil ik graag ook met enthousiasme leveren, doch anderzijds
in de wetenschap dat ook mijn pogen kan falen, op het menselijk onver
mogen, op tekorten die iedere mens aaikleven.
Ik hoop niettemin voldoende steun te putten uit de omstandigheid
dat het besturen per definitie is een collegiaal besturen.
Tenslotte overheersen gevoelens van dankbaarheid, dank ten opzichte van
Hare Majesteit de Koningin, die mij benoemde, dank ten opzichte van de
Minister van Binnenlandse Zaken die deze benoeming mede gestalte heeft
gegeven, dank ten opzichte van de Commissaris van de Koningin, die op
de benoeming een overwegende invloed heeft en dank ten opzichte van de
Raad van Nieuw-Ginneken, die middels zijn profielschets mede het beeld
van de nieuwe Burgemeester heeft bepaald.
Graag wil ik daar nog vanuit een meer persoonlijke relatie aan
toevoegen, de grote dank die ik verschuldigd ben tegenover mijn ouders
hier aanwezig, voor hun zorg vanuit hun situatie voor een groeiend gezin,
voor de levenswaarde die ze mij hebben meegegeven en voor de kansen die
ze hebben geboden.
En "last but not least", dank aan mijn vrouw die mij steeds een steun is
geweest, en die en dat kan ik U verzekeren, leden van de Raad, ook
vanuit de nieuwe situatie op haar eigen wijze mede gestalte wil geven
aan onze nieuwe taak.
Dames en Heren, het beeld van de samenleving, dat zich in 1974 aan
onze waarneming opdringt wordt in belangrijke mate gekenmerkt door een
proces van sociale verandering.
De menselijke samenleving heeft zich welliswaar altijd doen kennen
als zijnde in beweging, als zich vervormend, zich aanpassend aan nieuwe
denkbeelden, inzichten en technische verworvenheden doch wellicht als
nimmer tevoren heeft dit proces in onze tijd een dermate uitgesproken
heftigheid, snelheid en omvang dat dit niets en niemand onberoerd laat.
Nieuwe vormen van samenleving presenteren zich terwijl de bestaande
discutabel worden gesteld.
Datgene wat ooit als waardevol werd aanvaard blijkt vaak in
meerdere of mind^ronate zijn waarde te verliezen.
Steeds minder wordt de absolute waarde toegekend aan moeizaam verkregen
inzichten en steeds meer groeit de overtuiging van de betrekkelijkheid
van het door de mens geschapene.
De jongere generatie staat uiterst kritisch tegenover al het bestaan
de en ze lijkt geneigd dit te verwerpen voor nieuwe strukturen, nieuwe
economische, sociale en culturele verhoudingen, die, nauwelijks om
schreven of gedefinieerd, dikwijls worden nagegestreefd uit een gevoel
van onbehagen ten opzichte van het bestaande en onder de bekoring van het
nieuwe, omdat het nieuw is.