geving van de boerderij Pennendijk 4a. In deze brief wordt een aantal bezwa ren naar voren gebracht tegen het ingebruikgeven van deze boerderij aan de scouting. Als eerste bezwaar stellen de briefschrijvers dat een scoutinggroep geen huis vesting behoort te hebben in een rustige woonwijk. Het college stelt zich cp het standpunt dat het hier een vereniging betreft, die zelf prijs stelt op een ordentelijke toestand in het gebouw en de omgeving, hetgeen een zekere waar borg geeft. De scouting bestaat echter uit jeugd en dit zou toch nog een zekere mate van overlast kunnen betekenen. Hieraan zal echter worden tegemoet gekomen doer in het woonhuis iemand te huisvesten die toezicht houdt, en verder door het alleen toestaan van aktiviteiten onder toezicht van bevoegde leiders. De overlast zal hierdoor tot een aanvaardbaar minimum worden teruggebracht. Desondanks zal in het nog volgende overleg met scouting zeker gewezen worden op de bezwaren der omwonenden, om te voorkomen dat een toestand zou ontstaan waar van ook het college later spijt zou hebben. In de tweede plaats suggeren de bezwaarmakers dat de Pekhoeve zou zijn ingericht voor de scouting, waarom dan extra kosten gemaakt voor verbouwing van het pand Pennendijk 4a? De situatie aldus de VOORZITTER, is echter dat alle ruimten binnen de Pekhoeve toegezegd zijn aan de andere verenigingen, zodat daar geen ruimten meer beschik baar zijn om scouting te huisvesten. Op de derde plaats wordt gesteld, dat indien de boerderij Pennendijk 4a zou worden afgebroken, er plaats zou vrijkomen voor de bouw van tenminste 5 wonin gen. Dit is inderdaad zo, maar er zal een keuze moeten worden gemaakt tussen afbraak van de boerderij en het toestaan van de bouw van bijvoorbeeld een vier tal woningen, of het functioneel maken van deze betrekkelijk nieuwe boerderij voor een vereniging in deze gemeente. Het college kiest dan voor het laatste, omdat afbraak kapitaalvernietiging zou betekenen temeer dat er dan elders toch weer in bouwkundige zin voorzieningen moeten worden getroffen, welke financiële consequenties inhouden. Op de vierde plaats zou de scoutinggroep de huur zelf niet kunnen betalen en zou zij onderhuurders moeten aantrekken uit andere gemeenten. Moet de gemeente dan kosten maken voor anderen? Het college is het met de briefschrijvers eens, dat hier een gelegenheid wordt geboden voor scouting Ulvenhout en dat niet binnen de bebouwde kom gelegenheid moet worden gegeven aan groepen uit andere gemeenten. Het college heeft hier over met scouting Ulvenhout overleg gepleegd en zal in het huurcontract opnemen dat het gebruik uitsluitend is toegestaan aan scouting Ulvenhout. Ten vijfde wordt gesteld dat bij onderverhuur de omwonenden, m.n. de bejaarden en bedlegerigen, last zullen ondervinden van het rumoer in het nachtelijk uur wanneer de feestelingen vertrekken. Dit punt wordt met de voorgaande bepaling in het huurcontract in feite ondervan gen. Ten zesde zou de waarde van de omliggende woningen zakken vanwege het burenge rucht en vernieling. De VOORZITTER zegt, dat het college hiertegen wil waken daar alle voorwaarden zullen worden geschapen om overlast zoveel mogelijk in te perken. Bij vestiging van ambachtelijke bedrijven, zoals aanvankelijk de bedoeling was, zou de over last vele malen groter zijn geweest. Tenslotte zou het aantal leden van de scoutinggroep jaarlijks in aantal afnemen, hetgeen de vraag oproept, of de kosten van verbouwing nog wel verantwoord zijn. Uit de van de Jeugdraad verkregen informatie blijkt echter dat het aantal leden van scouting Ulvenhout jaarlijks stijgt, in plaats van daalt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 228