nog wel noodzakelijk en kan het self-supporting zijn De Heer BERGER sluit hierop aan en vraagt welke bron van inkomsten dit bureau heeft en als het niet self-supporting is of het dan ten laste van de gemeenten komt. De VOOR ZITTER antwoordt, dat het idee om te komen tot een uitzendbureau binnen het Stadsgewest al ruim een jaar oud is. Men heeft deze ideeën getoetst op allerlei niveaux om te weten te komen of er inderdaad wel behoefte aan was. Men heeft dit idee, dat uniek is in Nederland, besproken met o.a. de minister van sociale zaken en met diverse rijksinstellingen op dit gebied, kortom met al diegenen die op het stuk van arbeidsvoorziening een taak hebben. In het zeer gecompliceerde veld van het arbeidsproces, waarin de vraag en het aanbod niet op elkaar aansluiten, zou dit een zeer goede functie kunnen zijn voor een dergelijk bureau. Er bestaat een grote discrepantie tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Enerzijds bestaat er een enorm aanbod - de grote werkeloos heid van vandaag is op zichzelf een probleem - van de andere kant is er ook een vraag naar werknemers - en die is ook niet gering - en nu doet het ver schijnsel zich voor dat vraag en aanbod niet op elkaar zijn afgestemd. Kwan titatief beschouwd zou het een eenvoudige taak moeten zijn, maar in de prak tijk komt men niet tot elkaar en de oorzaak is meestal gelegen in het feit dat er geen passende arbeid is. Verschillende instanties doen hun best om toch de aanbod-zijde en de vraag-zijde van die arbeidsmarkt bij elkaar te brengen, maar dat lukt maar zeer ten dele. Er staat ergens in de stukken dat er al 13 regelingen in den lande zijn die pogen om vraag en aanbod bij el kaar te brengen en moet er dan nog een 14e bij Wel, dat is op het niveau van de Stadsgewestraad uitvoerig in discussie geweest; men heeft het voor en het tegen uitvoerig besproken. Het dagelijks bestuur meent, dat een uit zendbureau in staat is om de brug te slaan tussen vraag en aanbod, waar schijnlijk beter dan de bestaande instituten. De mogelijkheden van een uitzendbureau zijn, zoals de praktijk van de particuliere uitzendbureaux uitwijst, groter. Bij die particuliere uitzendbureaux kan men van de ene dag op de andere beschikken over werknemers, die passen binnen de aard van de arbeid die men behoeft, zodat vraag en aabod hier adequaat op elkaar kunnen worden afgestemd. Waarom dan nu een publiekrechtelijk orgaan Het antwoord kan niet anders zijn, dan dat naast de particuliere bureaux, die op zichzelf erg nuttig werk verrichten, het goed kan zijn een publiekrechte lijk orgaan op stadsgewestelijk niveau in het leven te roepen, dat probeert vraag en aanbod bij elkaar te krijgen. Hopelijk ook met veel succes. Waar schijnlijk is het zo, dat een dergelijk bureau nog meer vertrouwen kan geven dan particuliere bureaux. Een publiekrechtelijk bureau zal zich onafhanke lijker kunnen opstellen (het beoogt geen winst) en in dat opzicht kan het wellicht een groter vertrouwen bieden aary&erkzoekendenDaar komt bij, dat de kosten van een dergelijk bureau waarschijnlijk te verwaarlozen zijn, omdat in de beginperiode men gebruik zal kunnen maken van werklozen, met name van werkloze hoofdarbeiderswaarvan de kosten voor het overgrote deel ten laste van het Rijk komen. De enige kosten zullen dus bureaukosten zijn. Het is dus een poging om met inderdaad minimale kosten vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De gemeenschappelijke regeling moet hiervoor gewijzigd worden. Het verzoek van het Stadsgewest strekt hiertoe. De rechten van de werklozen, die zich aanmelden bij dit uitzendbureau, blijven gehandhaafd. Daaronder wordt verstaan, dat wanneer na een of twee maanden bijvoorbeeld blijkt dat de ar beid die gekozen is, toch niet leidt tot het gewenst effect of tot het ge wenste doel, de rechten van de werkloze gehandhaafd blijven bijvoorbeeld ten aanzien van de WWV, de werkeloosheidswet enz. Dit betekent dus, dat deze rechten op het moment dat de man of vrouw in dienst treedt in het kader van het uitzendbureau, in feite opgeschoven worden tot hij of zij weer werk loos wordt. Wie gaat beoordelen of iemand arbeidsongeschikt is, blijkt niet uit de stukken. Het lijkt hem voor de hand te liggen, dat dit op dezelfde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 249