van het bestuursstelselDaarmede houdt zijn verantwoordelijkheid niet op.
Het Rijk moet voorwaarden scheppen voor het goed functioneren van het be
stuur en - waar dat nodig is - eenheid van recht, van bestuur en van be
leid tot stand brengen, bevorderen of bewaken;
4. De hoofdopdracht van de gemeente - als het bestuursniveau dat het dichts
bij de burgers staat - is het gehele overheidsbeleid, ook het beleid dat
in eerste aanleg op hoger niveau is bepaald, naar de burgers te vertalen,
op de plaatselijke behoeften toe te spitsen en ten uitvoer te leggen. De
gemeenten dienen de directe betrokkenheid van de burgers bij het bestuur
te stimuleren en de deelneming in het bestuur te bevorderen. Zij moeten ook
de eigen belangen van de lokale samenleving voorstaan en verdedigen, opdat
die belangen bij de beleidsbepaling op de hogere niveaux een rol van bete
kenis spelen;
5. De functie van de provincie - de bestuurslaag tussen Rijk en de gemeente -
kan worden aangeduid als een bemiddelende functie. Op haar plaats in de
bestuursopbouw moet de provincie evenwicht brengen tussen de eenheid van
het rijksbeleid en de verscheidenheid van het gemeentelijk beleid, voort
vloeiend uit de wensen van de burgers;
6. Uit de in de vorige stellingen aangeduide eigen en onderscheiden functies
van elke bestuurslaag moeten hun feitelijke en concrete taken worden afge
leid. Zij geven een middel aan om te beoordelen, waar een taak in beginsel
thuis hoort;
7. Uit de functie-aanduidingen in de stellingen 4 en 5 moeten mede de criteria
worden afgeleid voor de provinciale en gemeentelijke indeling.
Willen alle gemeenten hun onder stelling 4 beschreven functie naar behoren
kunnen vervullen, dan zal gemeentelijke herindeling onontkoombaar zijn;
8. Voor de taken die bij de functie van de gemeente behoren maar die bepaal
de gemeenten vanwege hun te kleine schaal niet zelfstandig kunnen vervullen)
dient toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen mogelijk te
blijven;
9. Aan de in het concept-ontwerp voorgestelde negatieve lijsten van bevoegd
heden bestaat geen behoefte. Ze zijn in strijd met een der uitgangspunten
van het beginsel van de territoriale decentralisatie, te weten, dat de ge
meente zich in principe alle belangen die zich daarvoor lenen moet kunnen
aantrekken
B. De Provincie Noord-Brabant.
De provincie erkent dat de bestaande bestuurlijke organisatie van ons land her
ziening behoeft. De daarvoor te volgen procedures en de daarbij in acht te nemen
termijnen zullen evenwel zó moeten zijn, dat sprake kan zijn van een reële inbreng
van de bestuursorganen, burgers en maatschappelijke verbanden.
Men zal een duidelijk beeld dienen te hebben van de te verwachten gevolgen van
de voorgenomen veranderingen. Tempo en mate van verandering zullen zodanig moeten
worden gekozen, dat de continuïteit van het openbaar bestuur verzekerd is.
Gedeputeerde Staten menen, dat het concept niet of onvoldoende is uitgewerkt ten
aanzien van:
a. de decentralisatie van rijkstaken wel met de mond beleden, maar op generlei
manier nader aangeduid
b. de voorgenomen grootscheepse gemeentelijke herindeling;
c. de financiële verhouding rijk-provincie-gemeenten;
d. de financiële gevolgen van de invoering;
e. de regeling van de overgang van huidige provincie naar de toestand bij 4
miniprovincies
Gedeputeerde Staten achten nadere studie of onderzoek nodig en ontraden daarom
de Minister van Binnenlandse Zaken het concept in de vorm van een ontwerp van wet
in procedure te brengen.