wij vinden dat die Dorpstraat ontlast moet worden, ook al gaan we dan in onze
zaken er wat op achteruit. Als de Raad nu dus - feitelijk zonder keuzemogelijk
heid - zijn standpunt moet bepalen en als zijn mening te kennen moet geven voor
stander te zijn van een weg door het Markdal, dan moeten daarbij enkele dingen
aangehaald worden
in de eerste plaats, dat veel inspraak en overleg mogelijk moet zijn bij de wer
kelijke uitvoering van de weg, waar die precies komt te liggen, wat de begroeiing
zal zijn, welke de aansluitingspunten zullen zijn, ook in Breda, met name in de
buurt van de Bieberg: daar moet Nieuw-Ginneken uitdrukkelijk op staan;
in de tweede plaats moet ten behoeve van de neringdoenden in de Dorpstraat kompen-
satie gezocht worden in de vorm van bijvoorbeeld parkeergelegenheid, in of nabij
de Dorpstraat;
in de derde plaats moet goed gelet worden op de wijze van aansluiting op rijksweg
58 of dit een ondergrondse, bovengrondse of een horizontale verbinding wordt.
Daarbij moet ook gedacht worden aan psychologische aspekten en de noodzaak neu
roses te voorkomen, die men gauw zou kunnen oplopen, wanneer er een brug of een
tunnel komt. Dat zou uitdrukkelijk met Rijkswaterstaat moeten worden opgenomen.
in de vierde plaats wil de Heer PEGEL benadrukken, dat de Raad zou moeten aan
dringen op spoed, want de situatie in de Dorpstraat is erg beroerd.
De VOORZITTER, de sprekers beantwoordend, zegt dat ook het College
volledig begrip heeft voor de leefbaarheid in de Dorpstraat. Uiteraard zal het
College er op aandringen betrokken te worden bij de verdere uitwerking van het
tracé. Bedoeling is de provinciale weg zo laag mogelijk te houden bijvoorbeeld
onder de Bieberglaan door. Ook zal geluidshinder en gezichtshinder zoveel mogelijk
beperkt moeten blijven. Het College kan achter de mening van de fraktie Bavel
staan, dat de aansluiting op de rijksweg zoveel mogelijk gelijkvloers zou moeten
zijn, maar deze technische uitwerking is niet aan het College Vanavond gaat het
alleen maar om een beginsel-standpunt inzake de Markdalweg. Als de Heer Verkooijen
denkt aan de neringsdoenden, dan geldt dit niet alleen voor de winkeliers, maar
ook voor de artsen, de landbouwers, de veehouders. In de Commissie Ruimtelijke
Ordening is besproken, dat fietsers en wandelaars onder de weg door naar de Reep-
tiend zouden moeten kunnen komen; dat moet mogelijk zijn voor het vee van de boer,
die daar zijn gronden houdt. Inderdaad is het Markdal een prachtig natuurschoonge-
bied; gelukkig heeft de gemeente nog veel méér natuurgebieden. In welke gemeente
zal men bijvoorbeeld 1.000 ha aan bos vinden De VOORZITTER is het met de Heer
Pegel niet eens, wat de aantasting van het Markdal betreft door de normalisatie
en de ruilverkaveling. In zijn ogen is het Markdal hierdoor juist veel mooier ge
worden. Zonder die normalisatie zou overigens de stad Breda de afgelopen winter
voor een groot deel onder water hebben gestaan. Vroeger waren er hele gebieden,
waar niemand kon komen, maar nu zijn er fietspaden en wandelpaden, zodat men langs
de Mark kan fietsen en genieten van de fauna; van die paden wordt erg veel gebruik
gemaakt. Ook het College is voor goed en zo uitputtend mogelijk overleg over de
wijze van uitvoering en dat met alle instanties, die er iets mee te maken hebben.
De VOORZITTER is het er niet mee eens, dat er weinig parkeergelegenheid is in
Ulvenhout. In de Dorpstraat zijn parkeerstroken; verder zijn er parkeerplaatsen
bij het bejaardencentrum en in de Mgr. van Hooijdonkstraat. Als men in Breda gaat
winkelen, moet de auto toch ook op de Oude Vest of daar in de buurt weggezet wor
den en dein moet men ook een kwartier lopen voor men in de binnenstad is. In Ulven
hout zal dat niet meer zijn dan 2 minuten. Maar ongetwijfeld zal aan dit parkeer
probleem aandacht worden geschonken. Het College zal er alles aan doen om te
voorkomen, dat de Strijbeekseweg afgesneden wordt.
De Heer PAULUSSEN haakt hier op in. Hij wijst er op, dat het onder
door voeren van een weg betekent, dat daarbij hellingen moeten worden overwonnen,
hetgeen voor voetgangers en fietsers geen aangename bezigheid is. Er zou dus
zeker op gelet moeten worden dat er voldoende flauwe hellingen komen.
De Heer VERKOOIJEN wijst er op, dat volgens de agenda deze avond
alleen een besluit wordt genomen over het tracé. Hij meent, dat nu niet moet
worden ingegaan op diepteligging e.d.
De VOORZITTER is het hiermede eens.