zoon van aanvrager zijn hoofdbestaan heeft buiten de agrarische sector. In zijn bezwaarschrift stelt aanvrager, dat de bouwvergunning naar zijn mening op onjuiste gronden en derhalve ten onrechte is geweigerd en vraagt hij bij Uw raad voorziening tegen het weigeringsbesluit Hij stelt verder, dat zijn zoon een goede theoretische en praktische opleiding heeft genoten in de tuinbouw en de bloemisterij, maar schrijft zelf in zijn bezwaarschrift dat zijn zoon werkzaam is als chauffeur bij de melkinrichting Martinus te Breda. Het is de bedoeling van de zoon, zo wordt gesteld, dat hij zich als zelf standige bloemkvëcer zal vestigen. Nu hij reeds ter plaatse een vrij redelijke woonruimte heeft, is de vervanging van deze woonruimte niet essentieel voor het al of niet stichten van een volwaardig agrarisch bedrijf, tuinderij of bloem kwekerij, door de zoon. Hij heeft daartoe nu ook de gelegenheid. Vast staat dat hij momenteel zijn hoofdberoep heeft buiten het bedrijf, zodat de aangevraagde woning niet gezien kan worden als behorende tot een agrarisch bedrijf en het bouwplan derhalve in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. In het bezwaarschrift wordt gesteld, dat de omstandigheden, dat de zoon in loondienst is, bij de beoordeling van de bouwaanvrage geen rol mag spelen. Immers noch de Wet op de Ruimtelijke Ordening, noch de Woningwet laat toe bij de beoordeling van een bouwaanvrage de persoon van de aanvrager te betrekken, zo staat in het bezwaarschrift. Wij kunnen deze stelling niet onderschrijven. In de "Nota uitgangspunten ten dienste van de regeling van agrarische bebouwing in bestemmingsplannen voor ge bieden met een agrarische functie" welke op 21 februari 1973 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan de gemeentebesturen werd toegezonden wordt gesteld, dat niet alleen volstaan kan worden met toetsing van een bouwaanvrage aan de bestemmingsvoarschriften en wordt verder gezegd, dat de terzake bekende juris prudentie van de Kroon in die richting wijst. Wij blijven dan ook bij onze mening, dat de aangevraagde woning niet zal gaan behoren tot een agrarisch bedrijf en het ingediende bouwplan derhalve in strijd is met de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan. Voorgesteld wordt op het beroep om voorziening tegen de weigering van de bouwvergunning afwijzend te beschikken overeenkomstig het ter inzage gelegde ontwerp-besluit Ter toelichting wordenU hierbij toegezonden afschriften van het ingediende beroepschrift en van het besluit tot weigering van de bouwvergunning. De overige stukken welke op deze zaak betrekking hebben zijn in het betreffende dossier ter inzage gelegd. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN De Secretaris, De Burgemeester, Th. Bossink. M. van de Ven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 33