Werken.
Het aantal werkzoekenden bedroeg per 1 oktober 1975 68 mannen en 7
vrouwen, mijnheer de voorzitter. Inderdaad gunstig ten opzichte van de
werkeloosheid in de streek, provincie en land. Het zijn wel 75 personen
een aantal dat inmiddels mogelijk nog gestegen is, die kortere of
langere tijd geen werk hebben en afhankelijk zijn van een werkloos
heidsuitkering of een uitkering ingevolge de algemene bijstandswet.
Toch vragen wij ons af, mijnheer de voorzitter, het het College in
voldoende mate heeft nagegaan of er geen werkgelegenheid, eventueel
aangepaste werkgelegenheid in eigen gemeente te kreëren is ten behoeve
van degenen, waarvan vast staat, dat zij niet of vooralsnog niet in
het vrije bedrijf geplaatst kunnen worden. Wij denken hier speciaal
aan de toepassing van de T.A.P.-regeling en de wet sociale werkvoor
ziening. Het is ons bekend, dat in het kader van de sociale werkvoor
ziening enkele personen uit onze gemeente op zogenaamde externe objek-
ten zijn geplaatst. Wij zouden ons kunnen voorstellen, dat er meer
mogelijkheden in onze gemeente te vinden zijn, waarbij een groter aan
tal personen ingeschakeld zou kunnen worden. Bij het College achten
wij zulks een vindingrijkheid aanwezig. Over de arbeidsethos, mijnheer
de voorzitter, wordt verschillend gedacht. Onze fraktie is van oordeel,
dat een aantal gemeentenaren het niets doen altijd nog als een kwelling
ervaren. Elke mens heeft recht op arbeid. Zij, die om persoonlijke
redenen werkeloos zijn, misschien nog meer.
Verkeer.
Al geruime tijd heeft het College en de Raad, mijnheer de voorzitter,
zich met deze zaak intens beziggehouden. Hierop dieper ingaan zou af
breuk doen aan al datgene, wat hierover gezegd en geschreven is. Kort
heidshalve zouden wij derhalve willen verwijzen naar het besluit, dat
terzake van het Markdaltracé door de Raad onlangs is genomen. Naar aan
leiding hiervan nog twee aanbevelingen, mijnheer de voorzitter. Wij
zouden namelijk graag willen zien, dat het Markdaltracé in de beleids
nota van de provincie tenminste dient opgewaardeerd te worden naar
groep B, zodat op kortere termijn voor een gedeelte aan de verkeers
overlast in de Dorpstraat kan worden tegemoetgekomen. Met betrekking
tot het fietspadenplan, in het bijzonder ten aanzien van de Chaamseweg,
dat in het beleidsplan van de Provincie in groep D is ingedeeld, zouden
wij U willen voorstellen te bevorderen, dat genoemd plan naar groep B
wordt geschoven. Ook ten aanzien van het fietspadenplan in de gehele
gemeente zouden wij graag op korte termijn een nota willen zien in de
Commissie Ruimtelijke Ordening.
Sport.
Sportbeoefening, mijnheer de voorzitter, wordt in de beleidsnota onder
scheiden in aktieve en passieve sportbeoefening. De vraag is evenwel
of passieve sportbeoefening niet meer onder de sektor rekreatie valt.
a) aktieve sportbeoefening.
Het College heeft plannen in studie genomen voor een zwemakkomodatie
(overdekt)Het komt ons voor, dat het ontbreken van een dergelijke
akkomodatie als een duidelijk tekort, anno 1975, moet worden aange
merkt in een gemeente van meer dan 10.000 inwoners. Prioriteit in
de uitwerking van deze plannen is dan ook op zijn plaats. Hierbij
dient primair het instruktie(school)zwemmen voorop te staan. Het
ware tevens te overwegen, of deze plannen zich moeten beperken tot
uitsluitend een overdekt bad, met name de overbelasting, in de zomer
periode van open baden zou de gedachte van het meenemen van een open
akkomodatie in deze planning, zinvoller maken.
b) passieve sportbeoefening.
De passieve sportbeoefening wordt ook als doelstelling genoemd. In
dien het College zich echter beperkt tot het noemen van passieve
sportbeoefening naast aktieve sportbeoefening, als onderdeel van
het sportbeleid, dan spreken wij liever van een ontbreken van een
beleid op dit punt. Met name in de passieve sportbeoefening is het