De ingekomen stukken worden verder zonder hoofdelijke stemming voor kennis
geving aangenomen.
3. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN MEDEWERKING OP GROND VAN ARTIKEL 72 DER LAGERPNDERWIJS-
WET 1920
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de
agenda voorgesteld.
4. VOORSTEL TOT GRONDOVERDRACHT TEN BEHOEVE VAN DE STICHTING VAN EEN BASIS- EN KLEUTER
SCHOOL TE BAVEL AAN DE STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS TE BAVEL
De Heer J.H. VAN GILS vraagt, of hij het juist ziet, dat hier méér grond
overgedragen wordt aan het schoolbestuur dan de ondergrond zou vormen van de nieuwe
school. Hij meent, dat hier een stukje grond in de taxatie is gekomen wat behoorde
tot het speelterrein van de oude school, welk stuk inderdaad ook nog niet aan het
schoolbestuur overgedragen was. Het kan zijn dat dat stukje grond niet viel onder het
bestemmingsplan Roosberg, maar onder een veel ouder plan. Voor het schoolbestuur is
dit van belang in verband met de waarborgsom, die gestort moet worden.
De VOORZITTER zegt, dat dit een detail is, waarvan hij de oorzaak niet kent.
Hij zal dit laten nagaan en dan de volgende vergadering hierop antwoord geven.
De Heer AARTS zegt, dat hem niet helemaal duidelijk is, hoe het bedrag van
157.250,wordt toegerekend aan het grondbedrijf.
De VOORZITTER antwoordt, dat de grond, waar de nieuwe school op komt, be
grepen is in het bestemmingsplan. De kosten, die gemaakt zijn voor de ontwikkeling
van dit plan, worden verhaald op alle kavels, ook over dit gedeelte. Deze gronden zijn
administratief ingebracht in het grondbedrijf en nu ook dit gedeelte zijn bestemming
krijgt wordt het als het ware door de algemene dienst "gekocht" van het grondbedrijf.
De algemene dienst geeft daarom een bijdrage tot genoemd bedrag aan het grondbedrijf
en wel ten laste van het hoofdstuk, waarop de kosten van schoolstichting verantwoord
worden. In zekere zin is het dus vestzak-broekzak, maar de exploitatie van het grond
bedrijf moet nu eenmaal "glad"lopen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
5. VOORSTEL MET BETREKKING TOT EEN STANDPUNTBEPALING TEN AANZIEN VAN DE KNELPUNTENNOTA
WERKGELEGENHEID' VAN HET KONTAKTORGAAN WEST-BRABANT
De VOORZITTER onderstreept het een goede zaak te vinden dat drie gewestbe-
sturen West-Brabant als één rayon willen zien wat betreft de werkgelegenheid en ten
deze tot beleidsafstemming willen komen. Met name is gevraagd om standpuntbepaling
over hoofdstuk 8, paragraaf 2. Als algemeen kader, waarin de nota vervat is, kan het
College er geheel mee instemmen. Denkbaar blijft, dat op een gegeven ogenblik, bij
de "invulling" van de werkgelegenheidstaak, het beleid van het Kontaktorgaan bepaalde
vragen oproept met betrekking tot het aantrekken van industrieën of diensten. Er
wordt dus geen carte blanche gegeven aan dit Kontaktorgaan. Hier wordt alleen een
beleid omschreven waar het College het mee eens kan zijn. Konkreet wordt nu dus bijv.
geen uitspraak gedaan over de tweede luchthaven. Kortom de nota geeft alleen maar
de instrumenten om het werkgelegenheidsprobleem aan te pakken.
De Heer VERKOOIJEN zegt, dat hem opgevallen is, dat in 3 jaar tijd 785
Nederlandse bedrijven naar België zijn gegaan, die voor 2.600 mensen werkgelegenheid
gaven en waarmede een investeringsbedrag van 315.000.000,gemoeid was. Hij vindt
dit een veeg teken. Hij zou willen bepleiten, dat in het kader van de sociale woning
bouw, met inbegrip van de premiebouw, de aannemers in de eigen gemeente zoveel moge
lijk gelegenheid krijgen om te bouwen.