De VOORZITTER antwoordt, dat het College in zijn nota nog maar erg summier is geweest over de uitgangspunten van het gemeentelijk kultuurbeleid. Het lijkt hem juist, dat op de eerste plaats door Muzische Vorming in een beleidsnota aangegeven wordt wat gemeentelijk op het gebied van muziek en kreatieve handvaardig heid aangepakt zou kunnen worden. Dat beleidsplan zou kunnen uitmonden in een aan tal adviezen aan de Raad over hetgeen als haalbaar en betaalbaar kan worden aange merkt. Het is echter denkbaar, dat de gewenste uitbouw van Muzische Vorming om budgettaire redenen fasegewijs zal moeten gebeuren. Het kan zijn, dat de animo om lessen te volgen zo groot wordt, dat ook voor de mensen uit eigen gemeente spel regels moeten worden opgesteld ten aanzien van de toelating. Er zijn voorbeelden in de provincie van gemeenten, waar een en einder financieel wat uit de hand is ge lopen. Het is nu echter niet het moment om aan te geven waar de grens ligt, welk aandeel van het gemeentelijk budget voor het onderdeel "kuituur" beschikbaar kan worden gesteld. Het gaat op dit moment alleen over het principe van een gemeente lijk kultuurbeleid. Aanvankelijk vroeg Breda aan de buitengemeenten vergoeding van de variabele kosten van de muziekschool; later is de Beeldenaar daarbij gekomen. In eerste instantie heeft Nieuw-Ginneken er op gewezen, dat Breda voor dit soort voorzieningen een extra uitkering uit het gemeentefonds krijgt. Toen Nieuw-Ginneken liet blijken niet met het voorstel van Breda te kunnen meegaan, werd de gemeente gekonfronteerd met een beleidslijn van Breda, die hierop neerkwam^ dat er een stop zou komen voor de leerlingen uit de randgemeenten. Het College vond het niet juist, dat Breda ter oplossing van zijn financiële moeilijkheden de muziekschool en de Beeldenaar uitkoos, terwijl die gedragslijn niet gevolgd werd voor andere streek- voorzieningen zoals bijv. ten aanzien van de gemeentelijke schouwburg en (Je sport- voorzieningen. Breda argumenteerde toen met de opmerking, dat de leerlingen van muziekschool en Beeldenaar bekend waren; bij de schouwburg enz. is dat niet het geval. Het College heeft de ideëen van Breda aan de orde gesteld in de commissie financiën en de oplossing meende men gevonden te hebben door de stok in het midden te steken en de variabele kosten te verdelen over de gemeente en de kursisten, in de hoop dat deze kursisten daardoor niet te zwaar belast zouden worden. Nader over leg met Breda heeft geleid tot een wijziging van het beleid van die gemeente in die zin, dat de 50% die in bovengeschetste gedachtengang ten laste van de kursist zou komen, toch voor rekening van Breda zou blijven, waardoor een open toelatingsbe leid kan worden gehandhaafd. Breda wil dan een soort gentleman's agreement aangaan in die zin, dat de buitengemeenten betalen wat hen goeddunkt. Het College heeft zich over dit nieuwe standpunt van Breda beraden; het houdt zijn bezwaren tegen de wat willekeurige keuze van muziekschool en de Beeldenaar als instellingen, waarbij de randgemeenten in de variabele kosten zouden bijdragen, maar anderzijds is het College van mening, dat Nieuw-Ginneken niet de oorzaak mag zijn van het eventueel niet toelaten van kursisten uit de randgemeenten. Het beleid ten aanzien van Muzi sche Vorming blijft, dat ook leerlingen uit Breda worden toegelaten, met overigens een bijdrage van Breda in de variabele kosten hier. Dit open toelatingsbeleid geldt slechts voor de kursussen, die niet ter plaatse kunnen worden genoten. Bestaat in de eigen gemeente gelegenheid een bepaalde opleiding te volgen, dan is te dien aan zien in principe afgesproken, dat over en weer de zich aanmeldende kursisten terug verwezen zullen worden naar de eigen gemeente. Het College hoopt, dat het Muzische Vorming mogelijk zal zijn véél eerder dan 31 december met het ontwerp van een be leidsplan te komen. Hierbij speelt nl. ook nog, dat de provincie heeft toegezegd - en dat was nog in 1975 - om gedurende 2 jaren 75% bij te dragen in de kosten van de instrumenten die de muziekschool nodig heeft. Het College hoopt, dat Muzische Vorming binnen 2 a 3 maanden haar plannen zal voorleggen. Wat de bestuursvorm betreft, te dien aanzien heeft het College van zijn voorkeur doen blijken; ook ten deze is aan Muzische Vorming gevraagd spoedig tot een standpuntbepaling te komen. Een bestuurscommissie ex. art. 61 gemeentewet lijkt hiervoor een geschikte vorm, omdat de nieuwe pxannen zullen leiden tot een grotere claim op het gemeentelijk budget, vooral daar de uitbreiding van taken ook zal leiden tot de noodzaak een administratieve kracht aan te trekken, eventueel in part-time dienstverband. De Raad zal de gelegenheid krijgen over de voor- en nadelen van de bestuurscommissievorm te diskussiëren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 162