De Heer BERGER zegt begrepen te hebben, dat Breda nu een open toela
tingsbeleid voorstaat; de Raad zou dan het College de vrijheid moeten geven in de
onderhandelingen met Breda te gaan tot een bijdrage van 50% in de variabele kosten
De VOORZITTER merkt op, dat het gentleman's agreement met Breda be
doeld is voor één jaar; Breda wil hierbij komen tot een regionaal beleid, dat dus
ook voor andere gemeenten geldt.
De Heer PEGEL zegt het in grote lijnen wel eens te zijn met de voor
gestelde gang van zaken, al vindt hij dat als gesproken wordt over de punten I, II
III en V en over de voorkeur voor een bepaalde bestuursvorm toch even gewacht moet
worden op de aangekondigde beleidsnota, die wel zo spoedig mogelijk zou moeten ver
schijnen.
De Heer VERKOOIJEN konstateert, dat de nu door de voorzitter uiteen
gezette regeling financieel gunstiger is voor de gemeente, dan die waarover ge
sproken werd in de commissie financiën; toen ging het nl. over 100% vergoeding van
de variabele kosten voor de jeugdigen en 50% voor de anderen; nu gaat het om 50%
over de gehele linie.
De Heer J.H. VAN GILS zegt er eveneens mee akkoord te gaan dat de
bijdrage 50% is.
De Heer BERGER wil nog eens onderstrepen, dat het zeer gewenst is,
dat de beleidsnota spoedig verschijnt, zodat de Raad op basis daarvan bij de be
treffende begrotingspost 1977 kan diskussiëren. Hij zegt in het algemeen voorstan
der te zijn van partikulier initiatief; als er voldoende garanties zijn dat ook
bij uitbreiding van de aktiviteiten een- goed beheer gevoerd zal worden, dan zou
moeten worden nagegaan of de bestaande bestuursvorm niet bete* gehandhaafd kan
blijven.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN vindt de aanvankelijke houding van Breda
niet passen bij de verantwoordelijkheid die een dergelijke gemeente als centrumge
meente heeft; hij is verheugd over de gewijzigde visie van Breda. Hij is het volko
men eens met het idee van Burgemeester en Wethouders om de Stichting Muzische Vor
ming geleidelijk en gefaseerd uit te breiden, zowel wat betreft het muzikale ge
deelte als de kreatieve handvaardigheid. Ten aanzien van de bestuursvorm zou zijn
fraktie Muzische Vorming in alle rust de kans willen geven om in deze toch wel be
langrijke zaak tot een besluit te komen. Hij wijst er op, dat de vakantie voor de
deur staat. Daarna zou de stichting zelf tot een bepaalde gedachtengang moeten
komen, waarna overleg met het College zou kunnen plaatshebben. Eerst daarna zou
die zaak in het openbaar behandeld moeten worden.
De VOORZITTER antwoordt aan de Heer Pegel, dat zijns inziens over
enkele facetten nu al beslist zou kunnen worden. Zo konklusie I, de zelfstandig
heid van de muziekschool. Konklusie II, de uitbouw van de school Muzische Vorming,
kan heel uitdrukkelijk gerelateerd worden aan het beleidsplan van de stichting.
Konklusies III en IV betreffen feitelijk het gentleman's agreement en het zou ple
zierig zijn vandaag van de Raad te vernemen of die er achter staat. Overigens moet
uiteraard het beleidsplan worden afgewacht, waarna inzicht ontstaat in de finan
ciële konsekwenties
De Heer PEGEL zegt al opgemerkt te hebben, dat hij erg sympathiek
staat tegenover de ontvouwde denkbeelden. Met het principe van een zelfstandige
school is hij het geheel eens. Maar als blijkt, dat de wijze waarop dat moet ge
beuren niet haalbaar is, gezien de er mee gemoeide kosten en de vorm van dépen
dance zelfs beter zou zijn, dan moet op het principiële standpunt eventueel terug
gekomen worden. Hij blijft het van belang vinden, dat de in uitzicht gestelde be
leidsnota van Muzische Vorming zo snel mogelijk op tafel komt.
Wat de bestuursvorm betreft, merkt de VOORZITTER op, dat in het ge
sprek met Muzische Vorming uitdrukkelijk gesteld is, dat de bedoeling is het be
staande bestuur te betrekken bij de nieuwe bestuursvorm; volgens de gemeentewet
moet in een bestuurscommissie tenminste één raadslid zitting hebben, maar voor de
rest kan elke burger die er belangstelling voor heeft er eveneens zitting in krij
gen. De VOORZITTER besluit de diskussie over dit onderwerp met als samenvattende
konklusie, dat de Raad de door het College naar voren gebrachte konklusies in zijn
algemeenheid kan onderschrijven.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede akkoord.