De VOORZITTER antwoordt, dat de bedoeling is deze aangelegenheid ook terug te koppelen naar de omwonenden; dat zal reeds op korte termijn gebeuren. Uiteraard zal daarvan ook verslag worden gedaan aan de Raad. De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt met het voorstel te kunnen meegaan, mits de diskussie te zijner tijd in de openbare raadsvergadering over plaats en grootte van de uitbreiding geheel open blijft. De VOORZITTER antwoordt, dat dit vanzelfsprekend het geval is. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten, zoals op de agenda voorgesteld. 13. MEDEDELINGEN (VUILNISSTORTPLAATS BAVEL) De Heer PAULUSSEN zegt, dat uit de nota van het College helaas blijkt dat noch bij het gemeentebestuur van Breda, noch bij het Stadsgewest enige visie bestaat ten aanzien van het storten van vuil op open terreinen. De vraag blijft, hoe lang die open vuilstortgelegenheid nu nog gaat duren. Er bestaat niet eens een behoorlijk inrichtingsplan; moet Nieuw-Ginneken zich laten welgevallen een boezem te vormen voor het vuil van Breda en omstreken Als dan volgens de krant de Di- rekteur van het Bredase Vervoerbedrijf vindt, dat Bavel de meest gunstige stort plaats is, dan zal hij uit bedrijfstechnische en ekonomische overwegingen beslist wel gelijk hebben, maar dit neemt niet weg, dat het gemeentebestuur verantwoorde lijk is voor het wel en wee van de omwonenden. De Heer PAULUSSEN konstateert, dat burgemeester en wethouders van Nieuw-Ginneken gepleit hebben voor een éénjarig Jcontrakt tussen Breda en de Grontmij. Hij zou dit idee graag willen steunen en hij stelt voor, dat de Raad van Nieuw-Ginneken zich tot de Raad van Breda wendt met het verzoek a) het kontrakt met de Grontmij een tijdsduur te geven van één jaar; b) binnen dat jaar te komen tot een volledig inrichtingsplan. In dit verband wijst de Heer PAULUSSEN er op, dat de Commissaris van de Koningin eens gezegd heeft, dat de vuilstortgelegenheid goed geregeld en geordend moet wor den; wellicht kan het opstellen van een definitief inrichtingsplan dienstig zijn aan een eindvoorstel over de vuilverwerking. De Heer PEGEL meent, dat de Commissaris zeker niet bedoeld heeft, dat de vuilnisstortplaats in Bavel zou moeten verdwijnen; eerder had hij bezwaar tegen de aanwezigheid van een aantal kleinere vuilstortplaatsen in de omgeving. Verder meent hijdat Nieuw-Ginneken Breda bezwaarlijk kan dwingen een kontrakt met een looptijd van één jaar te sluiten; hij zegt het prettig te vinden, dat op initiatief van de gemeente door de provincie een gesprek wordt gearrangeerd met funktionaris- sen van de provincie, stadsgewest, Breda en Nieuw-Ginneken. De Heer VERKOOIJEN informeert in welke richting de uitbreiding van de vuilstortplaats zal gaan en of het mogelijk is bij het komende gesprek ook een deputatie van de omwonenden te laten meepraten. Ook de Heer AARTS wil pleiten voor het betrekken van de omwonenden in de gesprekken; ook hij vindt een tijdsduur van 10 jaar wel erg lang. De VOORZITTER, de sprekers beantwoordend, zegt, dat de aanwezigheid van de vuilstort een voldongen feit is. Er komt een provinciaal plan, waarin aan gegeven zal worden hce in de provincie het vuilverwerkingsvraagstuk zal worden op gelost. Het lijkt voor de hand te liggen, dat elke regio zijn eigen vuil moet ver werken. Binnen het stadsgewest Breda betekent dit, dat gezocht moet worden naar een goede stortgelegenheidEr is een stadsgewestelijke commissie hiermee doende en een tweetal terreinen is hierbij naar voren gekomen: een bij Zevenbergen en een bij Bavel, al onderzoekt men ook nog andere mogelijkheden. Het terrein in Zeven bergen is zoveel moeilijker dan dat in Bavel, dat het er naar uitziet, dat Bavel zal worden aangewezen voor de regionale opvang van vuil. Het College heeft een ontwikkeling in de afgelopen 10 jaren gekonstateerd, die onmogelijk voorzien had kunnen worden. Intussen ligt daar nu een vuilberg die 10 tot 15m hoog is; de omvang wordt als maar groter en er wordt al gesproken over hoogten, variërend tussen 20 en 30m. Het College is van mening, dat het nodig is een eindvisie te ontwikkelen, ook wat betreft de landschappelijke elementen, vandaar het reeds gememoreerde ini tiatief voor gesprekken met andere instanties. Er is een technische werkgroep in-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 165