—2—
4VOORSTEL INZAKE DE OPHEFFING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SCHOOLARTSEN-
DIENST DISTRICT OOSTERHOUT IN VERBAND MET DE ONTWIKKELINGEN ROND DE TOTSTAND
KOMING VAN DE GEZONDHEIDSDIENST STADSGEWEST BREDA
De Heer J.H. VAN GILS meent, dat het een goede zaak is te stopper
met de gemeenschappelijke regeling Oosterhout en verder te gaan in stadsgewest?:
lijk verband. Alleen vindt hij het jammer dat dit gepaard moet gaan met een
aanzienlijke kostenstijging.
De Heer VERKOOIJEN informeert wat de 4e wijziging van de stadsge
westregeling betreffende de gezondheidsdienst nu eigenlijk inhoudt en van well -
aanvullende taken nu gebruik zal worden gemaakt.
De VOORZITTER wijst er op, dat de regeling met Oosterhout aanvar.
kelijk zeker voldaan heeft; later is er in de gezondheiszorg een schaalvergrotir
opgetreden, welke vergroting gesteund wordt o.a. door de Struktuurnota Hendriks
1974 en ook door het Stadsgewest. Het bredere takenpakket, dat door het Stads
gewest geboden wordt, betekent wel een stijging van de kosten. Momenteel wordt
aan de Schoolartsendienst Oosterhout 2,33 per inwoner betaald en dat zal sti;
gen tot 5,16 bij deelneming aan het minimumtakenpakket van het Stadsgewest
hierbij zij aangetekend, dat dit minimumpakket toch ruimer is dan dat wat mo
menteel door Oosterhout geboden kan worden. Bij een grote dienst kan méér ge
bruik gemaakt worden van specialisme, wat een van de redenen van de hogere ko:
is. De Raad behoeft echter vandaag niep te besluiten over de keuze van de aan
vullende taken. Als de Raad nu besluit tot ondersteuning van het besluit van de
beheerscommissie Oosterhout tot opheffing van de schoolartsendienst Oosterho-
dan impliceert dit wel dat de gemeente te zijner tijd toetreedt tot de gezond
heidsdienst van het Stadsgewest, nadat net besluit tot opheffing van de diens-
Oosterhout rechtskracht heeft verkregen. Er is nog geen voorstel inzake de aan
vullende taken, waarvan de gemeente in het kader van de stadsgewestelijke ree
ling gebruik zou kunnen gaan maken. Te zijner tijd is hierover een voorstel
het college te verwachten. Het is nog niet zeker wat de gemeente Oosterhout
gaan doen. Die gemeente is nl. tégen de opheffing van de schoolartsendienst
bovendien maakt Oosterhout (nog) geen deel uit van het Stadsgewest Breda.
De Heer J.H. VAN GILS zegt bij de stukken een brief van het St>,
gewest gezien te hebben waarin gevraagd wordt om een antwoord vóór 1 juni. Hi;)
vraagt of er geen gevaar is, dat de gemeente in een luchtledig zou komen, wa;
de opheffing van de schoolartsendienst wordt goedgekeurd, terwijl Nieuw-Ginner
dan nog niet toegetreden is tot de regeling van het Stadsgewest.
De VOORZITTER antwoordt, dat de stadsgewestelijke regeling per -
januari 1977 van start zal gaan, al dan niet met alle stadsgewestgemeenten. V»;
moedelijk zal Nieuw-Ginneken hier niet meteen bij kunnen aansluiten, omdat het
standpunt van Gedeputeerde Staten over de opheffing van de schoolartsendienst
Oosterhout moet worden afgewacht. Er bestaat nog onvoldoende inzicht over de
juiste taken, ten aanzien waarvan aansluiting zou moeten plaatshebben en over
de eventuele toetredingstermijn. In een volgende raadsvergadering zou hierover
gediskussiëerd kunnen worden.
De Heer J.H. VAN GILS zegt dit wel te begrijpen, maar zich toch
niet erg happy te voelen. Hij heeft het idee dat er een hiaat kan vallen tusser
de ene en de andere regeling. Niet bekend is bijv. wat Oosterhout zal besluiten:
als Oosterhout bij de oude regeling blijft zal ook het personeel van de school
artsendienst daar moeten blijven.
De VOORZITTER antwoordt, dat het gehele apparaat van de schoola
sendienst in stand blijft totdat het besluit tot opheffing volledig en finaal
goedkeuring heeft gekregen, eventueel (wanneer Oosterhout in beroep zou gaan)
van de Kroon.
De Heer J.H. VAN GILS konstateert, dat het laatste zinnetje uit
het voorstel "zo spoedig mogelijk" dus nog vrij ver in het verschiet kan liggen.
De VOORZITTER beaamt dit.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agen
da voorgesteld.