-2-
2. medewerking aan de uitvoering van de nieuwbouw en de renovatie zou een
belangrijke verzwaring van de jaarlijkse investeringslasten betekenen, aan
gezien de lasten van de investering ad. 1.300.000,de mëër- en minder-
opbrengsten uit het Gemeentefonds stichtingskostenvergoeding onderwijs)
nog met een bedrag van ruim 62.000,zouden overschrijden.
In de kosten van renovatie van het schoolgebouw zou slechts verkrijging van
een D.A.C.W.-subsidie vermindering van deze jaarlijkse lasten kunnen be
tekenen. Reeds toen echter tekenden zich al wijzigingen af in de mogelijk
heden om op korte termijn voor dergelijke subsidie in aanmerking te kunnen
komen.
Tenslotte zou ter verlaging van de jaarlijkse budgettaire lasten nog
overwogen kunnen worden of een ander stichtingsjaar kon worden verkregen
voor de te renoveren lokalen als basis voor de bovengenoemde stichtings
kostenvergoeding.
De ervaring die wij in casu met een identieke situatie hebben opgedaan
-de Mariaschool te Ulvenhout- rechtvaardigde de conclusie om niet ander
maal daaromtrent met het Ministerie van Financiën te moeten overleggen,
temeer nog daar de bestaande lokalen, behoudens de 2 lokalen die tot
gemeenschapsruimte zouden worden verbouwd, bouwkundig nagenoeg onaangeroerd
zouden blijven.
De betreffende brief van het Ministerie van Financiën inzake de Maria
school is voor U ter visie gelegd.
3. een keuze voor nieuwbouw van de basisschool zou betekenen dat het huidige
schoolgebouw voor de Bavelse gemeenschap dienstbaar kan worden gemaakt.
Voor een geleidelijk groter wordende vraag naar ruimten voor bijeenkomsten
van verenigingen e.d. zal het -construktief betere- gebouw aan de Klooster
straat meer mogelijkheden bieden dan de oude Aloysiusschool. Aan laatst
genoemd schoolgebouw, dat momenteel provisorisch wordt opgeknapt voor de
huisvesting van de bejaarden en de peuterspeelzaal en ook te gebruiken
zal zijn voor andere gegadigden, zal naar verwachting in het komplan voor
Bavel een passende stedebouwkundige kestemming jannen worden gegeven.
Op 24 mei 1976 heeft ons college naar aanleiding van het ingezonden
schetsplan een gesprek gehad met het schoolbestuur, waarin uitvoerig op het
vorenstaande is ingegaan.
In dit gesprek werd tevens betrokken een circulaire van de
Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 7 april 1975 met als
onderwerp "Beëindigen afgifte urgentieverklaringen en enkele aanwijzingen
m.b.t. de scholenbouw kleuter- en lager onderwijs". Deze is voor U ter visie
gelegd.
In deze circulaire wordt o.m. gezegd dat in het licht van de op
handen zijnde wettelijke regeling inzake de inte gratie van het kleuter- en
lager onderwijs de nieuwbouw van scholen aan die inzichten moet worden ge
toetst, d.w.z. dat het bouwen van afzonderlijke kleuter- en/of lagere scholen
thans reeds wordt ontraden, tenzij als gevolg van b.v. de goede staat waarin
Sên van de bestaande gebouwen verkeert en/of de onmogelijkheid dat gebouw
uit te breiden tijdelijke voorzieningen de voorkeur verdienen, dan wel de
mogelijkheid wordt ingebouwd om in de toekomst tot de integratie kleuter-/
basisonderwijs te kunnen geraken.
De voorlopige gezamenlijke konklusie van dit gesprek was dat, voor
al gelet op de hoge kosten van de bouw van 4 lokalen en renovatie van het be
staande gebouw, gestreefd zou moeten worden naar algehele nieuwbouw van de
basisschool elders, eventueel met gelijktijdige integratie van de St. Joseph-
kleuterschool.
Gezien het op dat moment in gang zijnde onderzoek van het E.T.I.N.
naar "de behoefte aan voorzieningen voor kleuter- en lager onderwijs" in het
kader van het Ontwikkelingsplan Nieuw-Ginneken (dit gedeelte is inmiddels
opgenomen in deel IV, Sociale Infrastruktuuranalyse en prognose, en is
reeds aan Uw Raad toegezonden) werd afgesproken, in afwachting van het be
schikbaar komen van de prognose van het aantal leerlingen bij het kleuter
en lager onderwijs, op een later tijdstip in aanwezigheid van de Inspekteur