-8-
De Heer J.H. VAN GILS zegt, dat hij het erg op prijs zou stellen
in de volgende raadsvergaderingen op de hoogte te worden gehouden van de ontwikke
ling van deze huurprijzen.
De VOORZITTER wil deze toezegging graag doen. Wat de ligging van
de bejaardenwoningen betreft merkt de VOORZITTER op, dat het bestemmingsplan Eikberg
beperkt van omvang is, ongeveer 200 woningen. Het maakt dan niet zo erg veel uit
waar precies de bejaardenwoningen gepland zijn. Er is een welbewuste keuze gemaakt
voor de situering van deze woningen in verband met de vormgeving daarvan en dat is
een stedebouwkundig element.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt zich af te vragen of er in het
centrum van Bavel zelf geen mogelijkheden zijn. Binnenkort komt daar nogal wat
ruimte vrij, bijv. de scholen daar.
De VOORZITTER antwoordt dat dit nog niet onderzocht is. Eerst na
realisering van de geplande nieuwe kleuter/basisschool wordt duidelijk wat er ver
der voor mogelijkheden zijn; dat zal dus zeker nog 1*2 a 2 jaar duren.
De Heer PAULUSSEN zegt een kompliment te willen maken aan het
adres van de Woningbouwvereniging St. Laurentius omdat deze vereniging niet alleen
over bejaardenwoningen spreekt maar ook over woningen voor onvolledige gezinnen.
De VOORZITTER zegt het hiermede graag eens te zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda voor
gesteld.
14. VOORSTEL TOT
1. HET INSTELLEN VAN EEN ONDERZOEK NAAR DE KONSEKWENTIES VAN DE REALISERING VAN
EEN STEDELIJKE WOONWIJK IN HET GEBIED BAVEL/DORST;
2. HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN HET DAARTOE BENODIGDE KREDIET
De Heer VERKOOIJEN wijst er op, dat onder punt 20 van de agenda
gelegenheid geboden wordt tot het houden van algemene beschouwingen. Hij meent dat
agendapunt 14 beter daarna behandeld zou kunnen worden omdat zijnsinziens de frak-
ties straks hun mening zullen willen geven over de bedoelde stedelijke woonwijk.
De VOORZITTER zegt er geen moeite mee te hebben dit punt te ver
schuiven tot na de algemene beschouwingen.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede akkoord.
15. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE 1EWIJZIGING VAN DE "VERORDENING ONROERENDGOED-
BELASTING"
De Heer J.H. VAN GILS zegt geen moeite te hebben met de voorgestel
de verlaging van het tarief, al merkt hij wel op, dat dit een schijnbare verlaging
is, nl. alleen een gevolg van het feit dat het totaal aan taxaties hoger is uit
gevallen dan aanvankelijk werd verwacht.
De Heer VERKOOIJEN zegt niet zo gelukkig te zijn met de uitgebrach
te taxaten. Hij meent dat de woningen in de bebouwde kom allemaal aan 2/3 van de
waarde geschat zijn. Daar tegenover zijn de bedrijfsgebouwen in het algemeen erg
hoog geschat en niet alleen die in het buitengebied. Uiteraard heeft dat financiële
konsekwenties voor de eigenaars of gebruikers van die panden.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN meent dat niet altijd evenveel reke
ning is gehouden met omstandigheden als de ouderdom van de gebouwen, de staat van
onderhoud enz. Uit de ingekomen bezwaarschriften konkludeert hij overigens dat toch
wel vrij redelijk is getaxeerd. Hij hoopt dat er in de toekomst nog wel meer ver
fijningen in aangebracht kunnen worden.
De Heer PEGEL zegt twee dingen te willen opmerken; in de eerste
plaats is er een enorme verschuiving van de lasten die vroeger betaald werden en
die nu betaald moeten gaan worden van de bebouwde kom naar het buitengebied. In de
tweede plaats merkt hij op dat er in het voorstel van het college erg veel met ge
tallen gegoocheld wordt en dat er ook vergelijkingen worden getroffen die waarschijn
lijk nergens op slaan. Met name doelt hij hierbij op de tarieven die in ander ge
meenten voor deze belasting geheven worden. Verder wijst hij nog op de opbrengst,