gaven tegenover staan. Maar de indruk bestaat dat sommige aanvragen om bijdrage of subsidie de redelijkheid wel eens te buiten gaan. In aansluiting hierop zegt de fraktiegenoot van de Heer Pegel, de Heer PLATZBEECKER, ook nog enkele opmerkingen te willen maken. Hij zegt begrip te hebben voor de formulering van het antwoord op de vragen van de Heren Pegel en Paulussen ten aanzien van de "inspraak". Maar hij vraagt zich toch af of het niet mogelijk is in overweging te nemen de informatie aan de commissies zodanig vroeg te formuleren, dat de commissieleden tijdig met hun achterban overleg kunnen plegen. Dit lijkt hem een vorm van inspraak die dan meteen in de commissie verwoord kan worden. Hij zegt verder het woord "kooplek" ook niet zo fraai te vinden misschien is koopkrachtaf vloeiing een betere uitdrukking. De Heer PLATZBEECKER zegt, dat meerdere frakties hierover terecht verontrust zijn. Een koopkrachtafvloeiing van 60% in de food-sektor en 70% in de non-food-sektor is niet mis en gaat ver boven het percentage in verge lijkbare gemeenten. In dit verband noemt hij de gemeente Oisterwijk. Naar aanleiding van kontakten met de middenstand in Nieuw-Ginneken zou hij een suggestie willen doen, nl. het intiatief te nemen om te komen tot een officiëelmarktgebeurenHet was voor hem een aangename verrassing van een van de ambtenaren te vernemen, dat het college ten deze reeds een brief heeft gezonden aan het Bedrijfschap Detailhandel om over de mogelijkheden geïnformeerd te worden. De betrokken ambtenaar vertelde toen dat het ongeveer 1^ jaar zou kunnen duren voordat dit projekt gerealiseerd zou kunnen zijn. De Heer PLATZBEECKER zegt, dat de mogelijkheid bestaat, vooruitlopend op de definitieve instelling van de markt, een voorlopige markt in het leven te roepen; hiermee zou rond mei 1977 al gestart kunnen worden. Uit telefonisch kontakt met de voorzitter van de Middenstandsvereniging is hem gebleken dat dit initiatief erg op prijs gesteld wordt. Hij meent, dat in goed overleg met de middenstanders een posi tieve bijdrage geleverd zou kunnen worden om verbetering te brengen in de koopkracht afvloeiing. De trek naar Breda, die zich dinsdags en vrijdags openbaart, zal dan waarschijnlijk ook minder worden. Uit kontakten met de middenstand is naar voren ge komen, dat de donderdag erg geschikt zou zijn om de markt te houden. Ten aanzien van het gebruik van de Pekhoeve door Muzische Vorming lijkt het de Heer PLATZBEECKER nodig bij het bestuur van Muzische Vorming een vinger aan de pols te houden om te voorkomen dat de Pekhoeve bij wijze van spreken voor 100% in gebruik genomen wordt voor die school. Ook anderen moeten de gelegenheid hebben van de ruimten aldaar ge bruik te maken. Ten aanzien van het Markdaltracé herinnert de Heer PLATZBEECKER aan het rapport, dat ter inzage heeft gelegen en dat betrekking had op een bespreking die op 9 november heeft plaatsgevonden tussen Breda en de Provincie. Daaruit is ge bleken dat de Provincie zich stelt achter een model II, waarbij dan wel een aantal voorwaarden worden gesteld m.b.t. de stedebouwkundige oplossing ten aanzien van de omgeving van de Bieberglaan. O.a. is daarin sprake van de aanleg van een fietsers- en voetgangerstunnel in verband met een veilige bereikbaarheid van het westelijk ge deelte van het geplande tracé. Wethouder van Dun heeft hierop geantwoord dat het college van B W en ook de Raad van Breda zich voorlopig blijven opstellen achter model I en hij ondersteunt dat door de instemming van de inwoners van de omgeving van de Bieberg. Model III, dat een aansluiting via de Ulvenhoutselaan tot stand zou moeten brengen, wijst hij af. Wel heeft hij toegezegd het geheel nog eens in over weging te willen nemen en gezegd daarvoor 2 maanden nodig te hebben. Dat betekent dus dat op 9 januari het nadere standpunt van Breda bekend zal zijn. De Heer PLATZ BEECKER vraagt daarom aan het college om bij Breda te informeren of het schriftelijke antwoord van die gemeente dan werkelijk verschijnt. De Heer PAULUSSEN (fraktie Leefbaarheid Nieuw-Ginneken) zegt dat hij niet bedoeld heeft te zeggen dat integratie van bejaarden in de woonwijk de voorkeur verdient. Uiteraard kan hij het hier wel mee eens zijn, maar hij heeft bedoeld te zeggen het centraliseren van de bejaardenwoningen in de nabijheid van sociale ont moetingscentra, zoals de kerk, sociëteit enz. Ten aanzien van de komplannen, waarvan het college zegt dat de dorpskernen thans zijn opgenomen in een voorbereidingsbe- sluit, is vermeld dat bouwplannen die in overeenstemming zijn met het geldende be stemmingsplan doch in strijd met het toekomstige op basis van het voorbereidingsbe- sluit kunnen worden aangehouden. De Heer PAULUSSEN zou hier liever vermeld willen zien zullen worden aangehouden. Wat het bestemmingsplan voor de rijksweg betreft merkt de Heer PAULUSSEN op, dat hiermede veel tijd gemoeid kan zijn, zeker als men bedenkt dat beroepsprocedures tot voor de Kroon mogelijk zijn. Reeds op grond van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 324