17—
afbouw van Ulvenhout merkt de VOORZITTER op dat er een brief is van de Directeur
van de PPD waarin wordt medegedeeld dat de Commissie voor de gemeentelijke plannen
heeft bepaald dat voor Ulvenhout een aantal woningen van 30 gebouwd mag worden per
jaar en dat Kraaijenberg niet voor bebouwing in aanmerking komt. Genoemde Commissie
staat onder voorzitterschap van Gedeputeerde Siepman en in zoverre kan men zeggen
dat dit geen zuiver ambtelijke uitspraak is doch enigszins toch ook een beleids
uitspraak. Niettemin blijft het College attent om t.z.t. toch nog met het plan
Kraaijenberg een nieuwe poging te doen.
Naar aanleiding van de opmerking over de subsidie-aanvragen die de
indruk wekken toch wel onevenredig hoog zijn zegt de VOORZITTER dat er naar ge
streefd wordt in het subsidiebeleid een juiste benadering toe te passen; hierbij
kan de op stapel staande nieuwe subsidieverordening een belangrijke rol vervullen.
De VOORZITTER zegt dat hij begrip heeft voor het verzoek van de heer Platzbeecker
om tijdige informatie te geven ook aan de raadscommissies, zodat de raadsleden een
en ander kunnen terugkoppelen naar hun achterban. Het College tracht ook inderdaad
die informatie zo tijdig mogelijk te verstrécken maar vaak lukt dat niet door aller
lei omstandigheden. Dan kan het nodig zijn te kiezen uit 2 mogelijkheden de
commissie toch bijeenroepen in de hoop dat toch advies kan worden uitgebracht,
waarna de zaak in de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde kan komen, ofwel
hiermede wat langer wachten, dan wel met gevolg dat de kwestie niet in deze eerste
raadsvergadering aan de orde kan worden gesteld.
Het College is zeker bereid tot meer en herhaald overleg met de middenstand over de
koopkrachtafvloeiing, met name in het kader van de komplannen en de op stapel
staande bestemmingsplannen. Dat kan via~hearingen of anderszins, b.v. overleg met
de middenstandsverenigingen.
Inderdaad heeft het College reeds enkele maanden geleden initiatieven ontplooid om
te komen tot invoering van markten in Bavel en Ulvenhout. Ook hier is het de
bedoeling nauw contact te houden met de plaatselijke middenstand. Als er een reële
mogelijkheid is een proefmarkt te gaan houden dan is het College hier zeker voor in.
Wat de ruimtebehoefte van Muzische Vorming betreft merkt de VOORZITTER
op dat waarschijnlijk binnenkort lokalen van de bijzondere scholen beschikbaar
komen; dit vergt uiteraard wel goed overleg met het schoolbestuur. De door Muzische
Vorming geplande uitbouw van aktiviteiten betekent dus niet dat die Stichting van
plan zou zijn zo ongeveer de gehele Pekhoeve te gaan gebruiken.
Hoe de juiste spreiding van de bejaardenwoningen in de nieuwe be
stemmingsplannen moet zijn moet nog nader bezien worden; uiteraard zal er rekening
mee gehouden worden dat de bejaarden minder mobiel zijn dan de andere inwoners.
Wijziging van kunnen aanhouden in zullen aanhouden lijkt de VOORZITTER
niet gewenst als een bouwplan voldoet aan de nieuwe visie, waarom zou dan de be
slissing aangehouden moeten worden?
Het voornemen van de Minister van Verkeer en Waterstaat ten aanzien
van de rijksweg is enerzijds het bestemmingsplan terzake ter visie te laten leggen,
maar tegelijkertijd als het nodig is onteigening toe te passen op basis van het
vastgestelde tracé.
De bedoeling is om via dit bestemmingsplan gelegenheid te geven tot inspraak en bij
indiening van bezwaarschriften kan dat toch vrij veel tijd in beslag nemen.
Het is dan aan de Minister om uit te maken of wellicht de artikel 19 procedure
gehanteerd moet worden.
Onttrekking van het verkeer aan de Dorpstraat kan gunstig werken
op het winkelklimaat. Helemaal zeker is dit niet, want een verkeersstroom kan ook
potentiële kopers meebrengen.
De VOORZITTER betwijfelt of het Rijk bereid is schriftelijk vast te
leggen dat eventueel t.z.t. medegewerkt zal worden aan de aanleg van wegen naar en
van de Galderse Meren; dit zou ter sprake kunnen worden gebracht bij het komende
overleg met Rijkswaterstaat over het bestemmingsplan Rijksweg.
Wethouder OOMEN meent dat het moeilijk zal zijn het nazakken van de
Dorpstraat te voorkomen wanneer daar nieuwe riolering in gelegd is. De ervaring
leert dat regelmatig gaten vallen; de ondergrond is blijkbaar niet al te stevig.
Hij blijft dit zien als een bezwaar om riolering en herstrating tesamen aan te
pakken, maar uiteraard bestaat de bereidheid aan dit vraagstuk opnieuw aandacht te
schenken.